Dankzij de avondklok
Iedere maand vertellen lezers
over de eerste keer dat zij
een scheve schaats reden
Chanelle (49)
“Ik weet niet of het echt een slippertje was, ik zag het toen niet zo. Achteraf bekeken was het er natuurlijk wel degelijk een: ik had een vast vriendje en deed het daarnaast met een ander. Ik was pas zestien, het was 1980, vlak na de coup. Ik ging al een paar maanden met Sander, een jongen uit mijn klas. Dat was mijn eerste echte vriendje. We hadden het leuk samen, maar volgens mij had ik toen al het gevoel dat dit nou niet de jongen was met wie ik de rest van mijn leven wilde slijten. Vooral omdat er zoveel andere leuke jongens rondliepen. Ik had dan ook een brede vriendenkring. Een van die vrienden was Robert, die zat een klas hoger. Een mooie Creoolse jongen met een enorme bos kroeshaar, zoals in die tijd nog gewoon was. Hij was twee jaar ouder en, wat ik mij er nog van herinner, had hagelwitte en vooral grote tanden. Gek hè, soms kan ik mij zijn gezicht niet meer voor de geest halen, maar die tanden wel. Kennelijk hebben die een blijvende indruk op mij achtergelaten. Hij was steengoed in wiskunde, terwijl ik daar echt niets van begreep. Dus hielp hij mij daar al een paar maanden mee. Soms kwam hij bij mij thuis, andere keren ging ik naar hem. Zoals ik al zei, was het kort na de staatsgreep. Er was door de machthebbers een avondklok ingesteld, waardoor je ’s avonds niet meer over straat mocht. Ik was die middag naar Robert gegaan voor mijn wiskundebijles. Zoals altijd spraken we ook heel veel tori over andere dingen. Daardoor vergaten we op de tijd te letten. Robert zei mij dat ik daarom beter kon blijven, omdat de militairen vooral aan het begin van de avond patrouilleerden. Bovendien, zo zei hij, vond hij het niet prettig om alleen te zijn, want zijn ouders waren een paar dagen naar Coronie. Ik vond het allemaal wel best en ook spannend. Robert maakte wat eten en trok een fles wijn van zijn vader open. En ach, van het een kwam het ander; voor ik het wist lagen we in het bed van zijn ouders. Het was een heerlijke ervaring. Later die avond bracht hij mij naar huis. ‘Je hoeft niet bang te zijn voor de militairen, want ik ben zo zwart dat ze mij in het donker toch niet zien.’ Maar ik was helemaal niet bang, eerder in de zevende hemel. En dat allemaal dankzij de avondklok. Ik heb het Sander nooit verteld. Een paar maanden later ging onze verkering uit, er zouden later nog heel veel vriendjes volgen. Eigenlijk tot op de dag van vandaag. En eerlijk gezegd is het mij zelden gelukt om trouw te zijn. Maar het meest bijzondere zal toch altijd mijn eerste slippertje met Robert blijven. Dat heeft mij geleerd dat er heel veel in deze wereld te koop is.”