De bus
Net als met veel andere dingen in het leven, heb ik een haatliefdeverhouding met de Ghanese bus. Het is een van de meest gebruikte vervoersmiddelen in de stad. Hier noemen ze het de trotro, een verwijzing naar de oude prijs van een busrit in de vorige eeuw. Ze zijn te vergelijken met de wilde bussen in Paramaribo. Het openbaar vervoer in Accra wordt op enkele plekken ook verzorgd door de overheid of door jonge jongens op een motorfiets. Hoewel die laatste behoorlijk gevaarlijk zijn. De commerciële minibus vind je daarentegen overal. Ze domineren niet alleen in aantal op de weg, maar ook in hun rijgedrag. Hun voertuigen komen van ver. Het zijn meestal afgedankte bestelbusjes uit Duitsland, Nederland en China, waar de namen van de vorige eigenaar nog op staan. Volgepakt met banken, klapstoeltjes, tierelantijntjes op de voorruit en vaak een religieuze uitspraak op de achterruit.
Het eerste wat ik in Ghana moest leren begrijpen, was het transportnetwerk. Hoe kom ik van A naar B en welke gebruiken en gebaren moet ik daarvoor kennen? Zo is het net als in Suriname gebruikelijk dat je langs de kant van de weg staat en in de gaten houdt welke bussen passeren. In het begin had ik erg veel moeite met het verstaan van de onbekende namen. Ik kon alleen maar afgaan op wat ik wél kende, en dat zorgde er soms voor dat ik een bus voorbij liet gaan die juist in mijn richting ging. Heel af en toe stap ik nog weleens in een verkeerd vehikel, maar ach, zo leer ik de stad beter kennen.
Inmiddels voel ik mij als een vis in het water en hoef ik niet meer met de kaart van Accra op pad te gaan. Ik weet nu wat de beste zitplaatsen zijn. Wat er van mij verwacht wordt als medepassagier. Wat ik moet zeggen als ik ergens wil stoppen en hoe ik ervoor kan zorgen dat de tawa-man aan boord mij niet oplicht. In Ghana spreek je hem aan met ‘mate’, in het Nederlands vertaald ‘maat’. Hij is de bijrijder van de bestuurder, en zorgt dat alles reilt en zeilt aan boord. Hij is degene die de bestemming omroept, passagiers verzamelt en het geld int. In Accra kom je soms ook een vrouwelijke bijrijder tegen. Stevige vrouwen, die niet bepaald op hun mondje zijn gevallen.
Ik schat dat de helft van de tawamannen eerlijk is en je wisselgeld teruggeeft. De andere helft probeert je ongezien te bestelen, vaak voor een paar centen. Ik ben het maar gaan zien als fooi. Hoewel ik niet altijd zo vrijgevig ben. Eén keer heb ik een scène geschopt in een overvolle bus, toen de tawa-man durfde te beweren dat het geld in mijn portemonnee het wisselgeld was. Ik ben zo tekeergegaan dat medepassagiers mij bijvielen en hem dwongen mij eerlijk te behandelen. Je had zijn gezicht moeten zien, hij is zich wild geschrokken. Ik kan er nu nog om lachen.
In de reisgids voor Ghana wordt afgeraden om gebruik te maken van de tro-tro’s, omdat de bestuurders vaak roekeloos rijden en de voertuigen geregeld in zeer slechte staat zijn. Het is waar, ik ben al een paar keer bijna van de klapstoeltjes gevallen en dikwijls zijn mijn kleren vies of zelfs gescheurd doordat ik in een slecht onderhouden voertuig zat. toch blijf ik het een aangenaam transportmiddel vinden. Het nemen van de bus geeft mij het gevoel dat ik onderdeel ben van de stad en dat ik de bewegingen van de ‘gewone’ Ghanees in zijn dagelijks leven leer kennen. Daar komt bij dat de bestuurders vaak heel behendig zijn in het omzeilen van de verkeersdrukte. Ondertussen doe ik mijn leesen denkwerk op de achterbank. Zo heb ik ook deze column in de bus geschreven. Als ze niet al te harde muziek draaien, kan ik soms mijn beste verhalen op papier kwijt!