De eerste keer, 28
Roy (28)
“Je weet hoe het op een bepaalde leeftijd tussen jongens gaat. Als je nog niet met een meisje hebt gezoend hoor je er niet bij. Later moet je aan haar borsten hebben gezeten of onder haar rokje. Dat is stoer en dat wordt dan ook meteen in geuren en kleuren verteld. Of die verhalen allemaal echt zo gebeurd zijn, betwijfel ik nu. Maar toen, die jongens waren als helden voor me.
Op een avond hadden ze ineens al hun aandacht op mij gericht. “Hé Roy, moet jij niet eens een schatje hebben?” zeiden ze. Ze wezen me meisjes aan: “Die daar, die kan je toch wel zover krijgen?” Omdat ik niet reageerde sloeg hun stemming om. Ik was een loser, ik durfde niks, dan kon ik beter naar huis gaan toch? Opgejut door mijn ‘vrienden’ liep ik naar een meisje toe dat ze me eerder hadden gewezen. Ik hoefde totaal geen moeite te doen. Toen ze mijn blik ving, danste ze uitdagend naar me toe. Een half uurtje later ging ik met haar weg. Ik liet de jongens met open monden achter.
Het was wel een rare situatie. Ik was in zo’n euforische stemming omdat ik nu eindelijk zelf een keer een stoer verhaal had, maar de daad moest nog gebeuren! Ik werd bloednerveus, maar gelukkig wist zij precies hoe het allemaal moest. Laat ik zeggen: kort maar krachtig.
Een dag later zag ik de jongens op straat staan smoezen. Zonder ze de kans te geven ook maar iets tegen me te zeggen, begon ik met een grijns op mijn gezicht over mijn wilde nacht te vertellen. Ik dikte het hier en daar wat aan, verzweeg natuurlijk mijn nervositeit, maar het enthousiaste gejoel bleef uit. San’psa? Wel vroegen ze me of ik een condoom had gebruikt. Ik kon me niet herinneren dat het meisje dat bij me om had gedaan en ikzelf had niet eens condooms. “Nee”, moest ik dus toegeven. Toen kwam het hoge woord eruit. Het meisje met wie ik het had gedaan, ging vaker met mannen mee. Mijn buurjongen kende haar wel. “Ze heeft het”, zei hij geheimzinnig. Ik begreep nog niet erg goed waar hij het over had. Na wat gedraai zei hij: “Ze heeft aids, ze is besmet met hiv.”
Ik schrok me rot. Had ik het dan ook? Kon dat, van één keer? Een eerste keer nog wel! Waarom had zij me niks gezegd? De weken erop dacht ik dat ik gek werd. Bij alles wat ik deed, dacht ik dat het misschien wel de laatste keer kon zijn. Want mensen met aids gingen dood toch? Bij elk klein wondje raakte ik in paniek, een hap van dezelfde lepel nemen als mijn zusje durfde ik niet. Ik was op en top prikkelbaar; wat er ook tegen me gezegd werd, ik werd altijd kwaad.
In die tijd moest ik met mijn ouders op familiebezoek in Nederland. Ik had hun niks durven zeggen, zij dachten dat mijn vreemde buien uitlopers van de puberteit waren. Bij mijn neef in Den Haag kon ik gelukkig wel mijn verhaal kwijt. “Hoe weten die jongens dat zo zeker?” vroeg hij me. Dat wist ik niet, ze hadden ook niks meer van zich laten horen nadat ze het me gezegd hadden.
Mijn neef nam me mee naar het ziekenhuis waar ik me anoniem kon laten testen. Ze hebben mijn bloed afgenomen en toen kon ik weer gaan. Alles wat ik kon doen was wachten. Maar nu had ik tenminste wel het gevoel dat ik zekerheid ging krijgen. Goddank, de uitslag was negatief. Ik was enorm blij en opgelucht. En tegelijk ontzettend kwaad. Hoe konden die jongens me zo voorliegen? Ik dacht dat ik dood zou gaan! Of het nu een grap was of dat zij zich gewoon verkeerd hadden laten informeren weet ik nog steeds niet.
Ik heb haar daarna nooit meer gezien. En ook die ‘vrienden’ ben ik uit het oog verloren. Dus hoe het met d’r gaat, wie zal het zeggen… Ik heb hierna wel meteen een doos condooms gekocht. Wat dat betreft was het wel een leerzame eerste keer.”
Auteur: Inge Mathijssen
Beeld: Ginoh Soerodimedjo