De eerste vonk
Samen zwemmen
Irene (63)
“Ik ontmoette John voor het eerst in het zwembad. Ik was toen nog heel jong, net dertien jaar. Het was liefde op het eerste gezicht, ik vond hem meteen leuk. Vooral zijn mooie grijze ogen vielen mij op. We zagen elkaar twee keer per week bij zwemvereniging Parima, waar we allebei lid van waren. We kregen zwemles of gingen gewoon voor ons plezier. Het was een ontzettend gezellige tijd.
Zo is de liefde tussen ons gaan groeien.
John kwam mij na schooltijd altijd tegemoet fietsen om mij naar huis te brengen. Hij zette me dan af bij de hoek, zodat mijn ouders hem niet konden zien. Zij mochten natuurlijk niets van onze liefde weten. Het is niet zo dat de één de ander versierd heeft. Het kwam echt van beide kanten. We waren jong en verliefd en dan gaat het eigenlijk gewoon vanzelf. Ik ben de opleiding tot onderwijzeres gaan volgen, John koos voor de scheepvaartschool. Al die tijd zijn we vriend en vriendin gebleven. Vanaf het eerste moment dat we elkaar zagen, hebben we elkaar nooit meer los gelaten.
Toen we 22 jaar waren, zijn we getrouwd. Het was de mooiste dag van mijn leven. Op de allereerste arbeidsdag van de geschiedenis, 1 mei 1969, stapten we in het huwelijksbootje. Ik weet het nog precies. Het was op een donderdag en iedereen was vrij. Vrienden, familie, kennissen, iedereen was speciaal voor ons gekomen.
We hebben het altijd fijn gehad met z’n tweetjes. Natuurlijk heb je weleens ruzie, dat hoort erbij. Maar John is altijd lief voor mij en de kinderen geweest. Nu is hij ziek en daarover ben ik erg verdrietig. Ik probeer hem te steunen zoveel ik kan. Ook de kinderen doen hun best om er zoveel mogelijk voor hun vader te zijn. Natuurlijk houden John en ik nog zielsveel van elkaar. Anders hadden we het nooit zo lang met elkaar vol gehouden!”
John (63)
“Zwemmen was altijd al mijn grote hobby. Als kind was ik bijna elke dag in zwembad Parima te vinden. Daar zag ik Irene voor het eerst. Ze kwam altijd op woensdag en vrijdag zwemmen, dat kan ik me nog precies te herinneren. We waren toen zo jong en ik had geen idee wat verliefdheid was. Ik begreep toen nog niet wat het was dat ons naar elkaar toe dreef.
Na een aantal jaren begonnen we afspraakjes te maken. We gingen vaak wandelen, met de fiets aan de hand. We liepen dan naar de Palmentuin of de Cultuurtuin. We ontmoetten elkaar ook vaak bij het grasveld achter het regeringsgebouw. Het gras stond daar altijd hoog, dus als we daar met z’n tweetjes gingen zitten, kon niemand ons zien. We zoenden dan een beetje en hielden elkaars handje vast, het was allemaal nog erg onschuldig. Irene moest altijd om zeven uur thuis zijn van haar moeder, dus onze afspraakjes waren maar van korte duur.
Pas toen we achttien jaar waren, werd onze relatie echt serieus. We hadden het samen erg fijn. We gingen vaak dansen of we brachten een bezoekje aan de bioscoop. Later zijn we getrouwd. Het was een fijne dag met veel bezoek. Daarna verhuisden we naar Moengo, waar wij vele jaren hebben gewoond. Ik werkte destijds in de scheepvaart en was veel op de rivier. Later zijn we teruggekeerd naar Paramaribo, waar we nu nog steeds wonen. Uit ons huwelijk zijn vier kinderen geboren: drie meisjes en een jongen. De oudste is nu 42 jaar, de jongste 31. Drie van hen wonen nu in Nederland, onze jongste dochter is in Suriname gebleven.
Natuurlijk hadden we weleens onze strubbelingen, maar dat hoort er ook een beetje bij. Het was nooit meer dan een storm in een glas water. We zijn altijd samen gebleven en Irene is al die jaren erg lief voor me geweest.”
Tekst Anne Kroon Beeld Ginoh Soerodimedjo