De eeuwige verwondering van Shrinivási
Shrinivási is een samentrekking van Shrinámnivási, Hindi voor: bewoner van Suriname. Shri is echter ook een eerbetonend voorvoegsel voor eigennamen (zoals in Shri Krishna), zodat Shrinivási ook opgevat kan worden als ‘edele bewoner’.
Begin 1964 debuteert Shrinivási, hij is dan 37, met de bundel Anjáli. De titel is het Hindi-woord voor de holte die ontstaat tussen de beide tegen elkaar gebrachte handen, het gebaar waarmee bij religieuze plechtigheden bloemen aan God geofferd worden. Er volgen – tot 1980 – nog acht bundels, alle in eigen beheer uitgegeven. Hieruit putte Geert Koefoed, toen hij in 1984 voor uitgeverij In de Knipscheer de bloemlezing Een weinig van het andere samenstelde.
Hij werd op 12 december 1926 geboren als Martinus Hardidat Luchman, op plantage Vaderszorg in het district Beneden-Suriname. Zijn overgrootouders waren Brits-Indiërs die als contractarbeiders vanuit India (Hyderabad) naar Suriname waren gekomen. Zijn vader was catechist van beroep en voedde zijn acht kinderen (met Martinus als oudste) op in het rooms-katholieke geloof.
Shrinivási zelf werkte als onderwijzer in Suriname, Nederland en op Curaçao, waar hij in 1951 ging wonen. Daar trof hij een letterkundig leven aan zoals Suriname dat toen nog niet kende, met tijdschriften als Het Caraïbisch Venster, waarin hij in 1952 onder het pseudoniem Fernando zijn eerste verzen publiceerde. Hij woonde afwisselend op Curaçao, in Nederland en in Suriname, trouwde, kreeg twee dochters, en scheidde. In 2007 verhuisde hij weer naar Curaçao, zijn naar het zich laat aanzien laatste verblijfplaats.
Een ontmoeting met een dichter van schijnbare uitersten, een bescheiden en zelfbewuste auteur, pessimistisch en hoopvol, schrijvend over het meest verhevene en het meest nietige. Een man met het vermogen zich blijvend te verwonderen. Deze maand in Parbode.