De foute kolonel en de stiekeme sergeant
Zowel Desi Bouterse als Chas Mijnals hebben onlangs ontkend dat kolonel Hans Valk, toenmalig hoofd van de Nederlandse militaire missie in Suriname, betrokken was bij de bloedige staatsgreep van 25 februari 1980. Beide sergeanten maakten deel uit van de Bond van Militair Kader (Bomika), de vakorganisatie van onderofficieren, die actievoerde voor betere arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen in de amper vier jaar oude Surinaamse krijgsmacht. Beiden hebben onlangs verklaard dat de staatsgreep geen uitvloeisel was van de vakbondsstrijd, maar door een kleine groep militairen met een eigen agenda werd voorbereid. Van het momentum van de vakbondsstrijd werd slechts gebruik gemaakt.
Mijnals, die het idee van de staatsgreep claimde, verklaarde dat Bouterse er met zijn idee vandoor is gegaan. Hij was van de beslissing tot en met de uitvoer van de staatsgreep door Bouterse buitengesloten. Wijs geworden door tijd en vorming, Mijnals is nu advocaat en criticus van de zelfamnestiewet van 2012, kijkt hij nu anders terug op het putschisme. Dat vindt hij nu niet meer de manier om politieke veranderingen tot stand te brengen. Bouterse viert als president nog steeds zijn gewelddadige staatsgreep als nationale feestdag.
Nederlandse betrokkenheid bij de staatsgreep is een ongewenst beeld voor een ‘revolutie’ die een antikoloniale reputatie ambieerde. In samenzwering met de militaire missie van de voormalige koloniale heerser de democratische grondwet van Srefidensi gewelddadig vertrappen, de gekozen regering omverwerpen en de algemene verkiezingen van maart 1980 onmogelijk maken, zou inderdaad als landverraad kunnen worden geduid. Dat zou niet als antikolonialisme, maar als een staaltje neokolonialisme moeten worden gekwalificeerd. De reputatiebelangen achter de ontkenning van de betrokkenheid van kolonel Valk bij de staatsgreep van 25 februari, zijn voor de hand liggend.
Verder lezen? Dat kan nog, in de editie van maart!