De koekjes van Mani
Vroeger, toen de mensen de planten en dieren nog verstonden, was er aan de rand van het oerwoud een dorpje waar de Woyarokule woonden. Dit dorpje werd ‘Tapioca’ genoemd door deze inheemse stam. Er gebeurde niet veel bijzonders in dit dorp, de dorpsbewoners leefden vredig met elkaar als een grote familie. Tot er op een dag plotseling een onbekend meisje in het dorp verscheen. Niemand kende dit meisje, dat opviel doordat zij een zeer blanke huid had. Het meisje leefde een stil en bescheiden bestaan in haar nieuwe leefomgeving, zij was niemand tot last en leefde vreedzaam met de Woyarokule. Uiteindelijk namen de bewoners haar aan als hun eigen kind en noemden haar Mani.
Mani at nooit een stukje fruit of iets wat de jagers meenamen voor hun dorpelingen, toch groeide zij snel. Als de jagers pech hadden en met lege handen terugkeerden naar Tapioca, bakte Mani heerlijke koekjes voor haar dorpsgenoten. Daardoor leden de inwoners van het dorp geen honger. Niemand wist echter waarvan de koekjes van Mani gemaakt werden. Als zij koekjes had gebakken, zag zij er bleek en dun uit, en als de jagers meerdere dagen achter elkaar niets hadden gevangen, wankelde ze van zwakte.
Op een dag sloeg het noodlot toe in Tapioca. Een vreselijke aardbeving vernielde het land. De bodem trilde en beefde zo hard, dat de bomen in het oerwoud omvielen en de dieren verschrikt wegvluchtten. Na een paar dagen werd de aarde weer rustig. De dorpsbewoners waren gelukkig ongedeerd gebleven, maar niemand wilde meer op jacht gaan – uit angst. Maar het oerwoud was de belangrijkste bron van voedsel voor de stamgenoten, en nu zij daar niet meer kwamen, sloop zo de honger in Tapioca.
De dorpelingen dachten dat het niet veel zin had om het bos in te gaan om eten te zoeken. De dieren woonden niet meer in het oerwoud, en de vruchten hingen niet meer aan de bomen en planten. Het enige voedsel om de honger te stillen, waren de koekjes van Mani. Maar Mani werd steeds bleker en magerder. Na een maand kon ze nog maar nauwelijks op haar benen staan. Toch bleef zij haar dorpsgenoten voeden, tot zij op een avond zei: ‘Ik weet niet hoe lang ik nog de kracht heb jullie te voeden. Jullie moeten weer op jacht gaan en jullie geluk in het oerwoud beproeven. Als je met lege handen thuiskomt, mogen jullie mijn gasten zijn.’ Ze sloot haar ogen en de mensen uit het dorp lieten haar rusten.
De sjamaan van het dorp bad de hele nacht tot de geesten van de hemel om een goede jacht. Toen de zon langzaam opkwam, gingen de jagers meteen het oerwoud in. Deze missie bleek tevergeefs, en zij keerden terug zonder ook maar het kleinste wild te hebben gevangen of de kleinste vrucht te hebben geplukt. ’s Avonds klopten de hongerige Woyarokule weer bij Mani aan om haar om koekjes te vragen, maar haar hut was leeg. Daar waar het meisje had gelegen, groeide uit de gebarsten bodem een onbekende struik. ‘Mani is van ons heengegaan en haar ziel is veranderd’, fluisterden ze zachtjes. ‘We zullen de plant precies zo begieten als de graven van onze voorvaderen’, besloot de sjamaan langzaam en treurig, en hij deed als eerste water in de schaal.
De sjamaan had de plant nauwelijks water gegeven, of de bodem scheurde wijd open. Een prachtige witte wortel toonde zich aan de dorpsbewoners. De stam verzamelde zich heel dicht om de witte wortel heen, die precies leek op het lichaam van de goede Mani. ‘Al is Mani dan van ons weggegaan, ze leeft desondanks nog bij ons. Jullie zien, dat ze zich in een plant heeft veranderd, zodat we geen honger meer hoeven te lijden. Uit deze plant kunnen we het meel maken, waaruit Mani de koekjes bakte’, zei de sjamaan. En sinds deze tijd verbouwen de inheemsen op hun velden de planten, die ze de naam maniok hebben gegeven, nu beter bekend als cassave. Het recept voor cassavekoekjes is nog altijd populair in Suriname. Het is makkelijk te maken, en het kost niet veel tijd.
Cassavekoekjes
Ingrediënten:
- 650 gram cassave (geraspt)
- 200 ml kokoscreme
- 1 ei
- ¼ tl zout
- 200 gram suiker
- 1 el tapiocameel
- 1 el gesmolten boter of plantaanrdige olie
- evt. 1 zakje vanillesuiker
Verwarm de oven voor op 180 graden Celsius. Meng alle ingrediënten in een grote kom. Je hebt hier geen mixer voor nodig. Giet het beslag in een ingevet bakblik en bak dertig tot veertig minuten. De cassavekoek is gaar wanneer men er met een vork of cocktailprikker in steekt en deze er schoon uitkomt. Verhoog de temperatuur vervolgens naar 250 graden Celsius of zet de bovengrill aan en bak de koek nog vijf minuten totdat de bovenkant mooi is gekarameliseerd. Haal de koek uit de oven en laat goed afkoelen voordat deze wordt aangesneden.