De kunst van het straatvoetbal
Het draait in het leven vooral om
Faya (vuur) en Lobi (liefde)
Precies twee jaar na mijn eerste bezoek zette ik onlangs weer voet aan wal op Surinaamse bodem. In die tijd is een aantal dingen veranderd. Toen was ik nog een student die de straatjes in Paramaribo afstruinde, op zoek naar voetbalveldjes om participerende observaties te verrichten. Nu ben ik een consultant voor de Nederlandse organisatie Sport for Development en houd ik me bezig met de invulling van een ‘Sport, Culture en Development’- programma in Suriname.
Veel dingen zijn echter ook nog hetzelfde. Twee jaar geleden verliet ik Suriname met een gescheurde enkelband door een overdosis straatvoetbal. Nu vlieg ik Suriname binnen met wederom een kapotte enkel. Dit keer is niet de overdosis straatvoetbal, maar een te grote portie ‘kick and rush’-voetbal de schuldige.
Suriname zelf riep voor mij vooral erg veel nostalgische gevoelens op. Helemaal nadat ik de voor mij heilige grond betrad van het zaaltje waar ik mijn mooiste (op camera vastgelegde) doelpunt ooit heb gemaakt. In de samenstelling van het team was nauwelijks wat veranderd. Wel waren er hier en daar wat extra kilo’s bijgekomen. Een niet geheel onverwacht resultaat van het jaar in jaar uit leven op djogo’s, mierzoete vruchtensapjes en gefrituurde kip.
Nu ik hier weer even terug was, vroeg ik me opeens af waarom ik drie maanden van mijn leven gewijd heb aan een onderzoek naar straatvoetbal. Waar komt die fascinatie vandaan en wat vind ik er eigenlijk zo mooi aan? De kern van het antwoord zit hem in het gesprek dat ik twee jaar eerder met Furgell Pinas had. Op zijn twaalfde werd Pinas nog uitgeroepen tot het grootste voetbaltalent van Suriname. Toch besloot hij vervolgens het veldvoetbal links te laten liggen om zich volledig te focussen op het straatvoetbal. Toen ik hem vroeg waarom hij straatvoetbal nu zo mooi vindt, gaf hij mij het volgende antwoord: ‘Laat me het vergelijken met een zangvogel. Ik ben een goeie zangvogel, maar ik kan niet op een tak fluiten, want ik zit vast in een kooi. Maar als ik op straat voetbal speel… ja, dan ben ik vrij. Niemand heeft wat over je te zeggen daar. Je doet wat je wilt. Je hebt plezier. Het is echt alles…’
Tja, nu weet ik het weer, want wie is er op zijn 25e nu niet op zoek naar dit ultieme gevoel van vrijheid?