De man die deugde
De Koningskerk was veel te klein om alle belangstellenden een plaats te geven. Zelfs in de gangen stonden de mensen schouder aan schouder om een glimp op te vangen van de afscheidsdienst voor dominee Rudy Polanen, die op maandag 21 januari in het Amsterdamse Slotervaartziekenhuis onverwacht was overleden aan de gevolgen van een bacteriële infectie. De dominee was 64 jaar geworden.
Ik keek naar een snikkende moeder en dochter en dacht terug aan de eerste en de laatste keer dat ik Polanen had ontmoet, enkele maanden eerder in dezelfde kerk. Ik sprak hem voor de krant, over Suriname. Er was koffie met gebak van het mierzoete soort. Ik had gehoopt de taart ergens ongezien weg te kunnen moffelen, maar toen de dominee mij vriendelijk maar beslist opdroeg door te eten, deed ik dat.
Na afloop van het interview had hij me meegenomen voor een rondleiding door het kerkgebouw dat hij begin jaren negentig met groot financieel risico had aangekocht en opgeknapt. Hij had verteld over zijn plannen om samen met zijn vrouw Jetty terug te keren naar Suriname. Wat hij daar zou gaan doen? Nou gewoon, een beetje luieren onder de manjaboom, boeken lezen en genieten van zijn pensioen.
Dat was een mooi beeld, maar ik vroeg me toen al af of dat er wel van zou komen. Zijn indrukwekkende curriculum vitae maakte de gedachte aan een langdurig en ongestoord verblijf in de hangmat niet erg waarschijnlijk. Hier stond een man die zijn hele leven aan het bouwen was geweest, met zijn medemensen als stenen en zijn geloof als cement. Zou zoiets onbenulligs als een pensioengerechtigde leeftijd een einde kunnen maken aan die levenstaak?
Polanen was er de man niet naar om toe te kijken. Nooit. In de jaren zeventig bouwde hij vrijwel vanuit het niets een bloeiende gemeente in de Bijlmer op. Voor bestuurders en ambtenaren die zich afvroegen wat zij aanmoesten met al die Surinaamse nieuwkomers, verzorgde hij lezingen over hun land van herkomst. Na zijn overplaatsing naar Suriname, eind jaren zeventig, bouwde hij kerken, scholen en bejaardenhuizen, als een EBG-zendeling van de oude stempel.
Het lukte de dominee ook niet toe te kijken toen de militairen in de jaren tachtig de macht overnamen en de mensenrechten in het gedrang kwamen. In 1986 was hij een van de oprichters van de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede, die zich vanaf dat moment sterk zou maken voor de vervolging van de mensen die zich schuldig hadden gemaakt aan de ernstigste schendingen. Polanen was een principieel mens. Hij was bereid naar iedereen te luisteren, maar praatte niemand naar de mond. En wat fout was, kon niet goed zijn.
Die laatste eigenschap maakte Polanen, hoewel fel tegenstander van het militaire regime, boven alle partijen verheven en voor alle partijen aanvaardbaar. Ik merkte dat ook, toen ik eind vorig jaar de start van het proces in Fort Boxel volgde. Veel van de mensen die ik sprak, hadden werkelijk alle vertrouwen in de machthebbers van hun land verloren. Alles was niks: de president, de ministers, de leden van de assemblee, zelfs de leden van het jongerenparlement. Maar Rudy Polanen, ja, die man deugde.
Daar dacht ik aan tijdens de herdenkingsdienst in de bomvolle Koningskerk. Wat had de dominee een belangrijke rol kunnen spelen in de begeleiding van zijn landgenoten tijdens de pijnlijke confrontatie met het verleden! Hij had mij enkele maanden eerder met een glimlach gedwongen mijn mierzoete gebak op te eten. Waarom zou hem dat niet gelukt zijn met een zure appel? Die manjaboom had nog wel even kunnen wachten. Het is vreselijk jammer, voor heel Suriname, dat het anders gelopen is.