De mens wikt, God beschikt
Tekst Cobi Pengel
Romeo, de bruine prins op het vliegende witte paard, had vele landen bezocht, maar in geen ervan zijn Julia gevonden. toen hij op het punt stond onverrichter zake naar zijn eigen land terug te keren, ontdekte hij, vliegend over een land met brede rivieren, eindelijk de vrouw naar wie hij op zoek was. ook hier had hij, zoals boven alle andere landen die hij bezocht had, zijn paard wat vaart laten minderen zodat hij zijn blikken naar beneden kon richten. toen hij tot zijn grote vreugde Julia ontdekte, trok hij de teugels nog strakker aan en maakte een zachte landing op een groot weiland tussen de koeien, naast een boerderij. Het paard mocht bij de boer op stal staan zodat Romeo met zijn Julia kennis kon gaan maken. om haar snel te lokaliseren, hoefde hij alleen maar het zesde zintuig op te wekken dat zijn moeder hem bij zijn geboorte had meegegeven.
Was het wederzijdse, hartstochtelijke verliefdheid, verliefde hartstocht of beide? In elk geval waren het niet alleen bruine Romeo en bleke Julia die, nadat het vliegende witte paard, dat hen met ongeduldig gehinnik begroette, van stal was gehaald, opstegen. Ze werden vergezeld door een pril, minuscuul klompje cellen, een mensje in wording. Met z’n drieën zetten ze koers naar het verre, warme land aan de andere kant van de oceaan waar Romeo geboren en getogen was.
Het was een lange, niet ongevaarlijke reis. Want God, die het jonge zieltje had voorbestemd om zich pas eeuwen later en dimensies verder in de materie te manifesteren, zond met strenge hand regelmatig boze bliksemschichten richting aarde… Het witte paard wist die steeds behendig te ontwijken. ook door de eropvolgende donderslagen liet hij zich niet in de war brengen, zodat de koers niet eenmaal verstoord werd. Behalve de bliksem en de donder ontmoetten ze, in vredige nachten, talloze sterren en de eenzame maan. Bij dag was het meestal de zon, soms de regen. De wind reisde voortdurend met hen mee. Als de regen hen had doorweekt, waren het de zon en de steeds warmer wordende wind die hen weer droog maakten. De speelse wind kon het af en toe niet laten om Romeo’s lange zwarte haren in een dikke vlecht te blazen…
hetzelfde deed hij met Julia’s blonde haren en met de wapperende witte manen van het paard. De drie vlechten verstrengelden zich, dansend in een zwart-blond-wit magisch geheel. totdat diezelfde speelse wind haren en manen weer uiteenblies. Wolken dreven mee en observeerden nieuwsgierig het spel van de wind. Diep beneden hen volgden de golven van de oceaan de gracieuze bewegingen van het vliegende witte paard dat zich met gestadig op- en neergaande vleugels voortbewoog, nu eens onder het wolkendek, dan weer erboven zodat het even niet zichtbaar was voor de golven. na enkele vruchteloze pogingen had God het- vreemd genoeg- opgegeven om Zijn elementen zo ver te krijgen het witte paard met Romeo, Julia en het klompje cellen in zee te laten storten. Maar, gedreven door Zijn overtuiging, bleef Hij de mening toegedaan dat het veel te vroeg was. Het was bij lange na de tijd nog niet voor dit jonge zieltje. Hij zou dus iets anders moeten bedenken om Romeo uit het warme land en Julia uit het land met de brede rivieren tot gehoorzaamheid te dwingen.
ondanks dat het mensje in wording in het warme plekje van Julia’s buik nog maar heel klein was, had Julia al namen voor haar bedacht: Rosalie Amelie Sophie, met de klemtoon op de drie ie’s. Want dat het een meisje zou worden was voor Julia een uitgemaakte zaak. Dat wilde ze en dat zou gebeuren.
Maar God was vastbesloten Rosalie Amelie Sophie pas eeuwen later en dimensies verder geboren te laten worden. Hijzelf had het met Zijn wijze vinger in de sterren geschreven. God had Julia daarom meteen al gewaarschuwd voor Romeo’s onweerstaanbare verleidingskunst en diezelfde wijze vinger tegen haar opgeheven. Maar Julia had Zijn waarschuwing genegeerd. Ze had het vertikt om weerstand te bieden aan Romeo’s verleidingskunst. Bovendien had hij haar een toekomst in een heerlijk land beloofd. opmerkelijk was het dat Julia’s bondgenote in deze ernstige zaak Rosalie Amelie Sophie zelf was. Die wilde beslist geboren worden in het door Romeo beloofde land met hem als vader en Julia als moeder. Hoewel nog maar een klompje cellen, was ze al een koppig klein ding. Julia en het koppige klompje cellen hadden alle moeite gedaan om God te overreden en het met Hem op een akkoordje te gooien. God had met Het Boze oog gedreigd, maar ze bleven zeuren aan Gods wijze hoofd. Wat echter door Hem in de sterren geschreven is, dat blijft geschreven. Daar is niets aan te veranderen.
Dat is onherroepelijk. Daar moet je niet tegenin durven gaan. En een discussie met God is al helemaal uit den boze. God laat zich niet dwingen. De geboorte van Rosalie Amelie Sophie in het nu van Romeo en Julia was dan ook van meet af aan gedoemd te mislukken. onderweg vibreerde Romeo alvast de blijde boodschap naar zijn moeder, opnieuw gebruik makend van hun zesde zintuig. De aanstaande gran’ma van Rosalie Amelie Sophie kocht meteen een gouden speldje met een ogri ay krara voor haar aanstaande kleindochter. Dat was nu eenmaal de gewoonte in het land waar Romeo vandaan kwam. Het Boze oog werd daarmee bezworen.
Het zou helaas niet mogen baten. op het allerlaatste moment greep God alsnog in. En nu met succes. ‘niet goedschiks, dan maar kwaadschiks’, moet Hij gedacht hebben. toen het vliegende witte paard zijn bestemming bijna had bereikt, maakte het geen zachte, maar een keiharde landing op de savanne van het door Romeo beloofde land. Romeo en Julia vlogen met een vaart over de hals van het witte paard en belandden een heel eind verder onzacht op de grond… Laag boven de savanne verscheen plotseling een Licht dat feller was dan het licht van de grote-drogetijd- zon op het heetst van de dag. Romeo en Julia moesten hun ogen bedekken, zo fel was het Licht. Gods beschuldigend opgeheven vinger konden ze daardoor niet zien, maar wel hoorden ze Zijn bulderende stem: ‘Ik heb gewaarschuwd. Mijn geduld is op. Wie het onderscheid niet wil maken tussen wie wikt en Wie beschikt, zal daarvan zelf de gevolgen ondervinden.’
Romeo en Julia kregen Gods toestemming om Het Beloofde Land binnen te gaan, samen met het trouwe witte paard, maar zonder Rosalie Amelie Sophie. Die werd onverbiddelijk voor onbepaalde tijd teruggezonden naar de dimensie waaruit ze voortijdig was ontsnapt… Gran’ma’s ogri ay krara was er niet eens aan te pas gekomen. Door de jaren heen probeerde God het een beetje goed te maken door Julia zeven zonen te schenken. Maar tot haar verdriet keerde het meisje nooit weer. toch verliet Rosalie Amelie Sophie de vrouw die ze ooit zelf als moeder had uitgekozen nooit helemaal. Jarenlang droomde Julia regelmatig van haar. En menige ochtend werd ze glimlachend wakker met een nog warme herinnering aan het voortijdig teruggeroepen meisje. In haar dromen zag ze haar huppelend en spelend voor zich uit lopen, maar nooit slaagde ze er in haar in te halen. Ze hoorde haar plagende lach als ze haar riep en haar probeerde te pakken. Maar altijd speelde Rosalie Amelie Sophie schuiltje met haar, zodat ze voor altijd een droom bleef.
Vele jaren later bezocht Rosalie Amelie Sophie als jonge vrouw in een visioen Romeo’s en Julia’s eerstgeboren zoon. Hij was de derde op rij in de familie met het zesde zintuig. Ze omhelsde hem en gaf hem de boodschap: ‘Ik ben Rosalie Amelie Sophie, ik zou je oudere zuster zijn geweest. Groet onze moeder als je weer terug bent in Het Beloofde Land. Ik weet als geen ander hoezeer ze mij gewenst heeft.’