De onderzoeker
Herman Snijders (61) rondde cum laude de masteropleiding Education, Innovation and Implementation af aan het Institute for Graduate Studies & Research.
Wat heeft u onderzocht?
“Ik wilde nagaan of het curriculum van de MO-A lerarenopleiding Muziek aan het IOL, dat is toegesneden op lesgeven aan de pedagogische instituten, beantwoordt aan de competenties van de lerarenopleider. Dus in hoeverre de docenten voldoen, en welke opvattingen zij zelf hebben over hun functie als ‘rolmodel’.”
Waarom wilde u daar meer over weten?
“Belangstelling voor onderwijsinnovatie heb ik altijd al gehad. Ik ben zelf ook als docent aan de opleiding verbonden, en merkte dat er te weinig ruimte is voor creativiteit bij de studenten. De pedagogische instituten teren voort op iets dat heel oud is, en eigenlijk in de prullenbak thuishoort. Het curriculum voor muziekonderwijs op deze instituten is on-Surinaams. Als je straks op Commewijne gaat lesgeven, moet je toch minstens één Javaans liedje kennen? De didactische werkvormen sluiten ook niet aan op de praktijk in het basisonderwijs.”
En hoe heeft u het onderzoek uitgevoerd?
“Ik heb op de vier pedagogische instituten in Paramaribo, ACI, CPI, MPI en SPI, eerst een analyseonderzoek gedaan bij acht MO-A muziekleraren die op deze instituten werkzaam zijn. Daarbij heb ik naar een aantal criteria gekeken, waaronder het lesmateriaal en de cijfers die hun studenten behaalden. Die cijfers waren overigens zeer bedroevend.”
Waarom was dit onderzoek van belang?
“Zoals ik zei, waren de leerresultaten voor het vak muziek zeer matig. Ook enkele informanten die op de pedagogische instituten werken, uitten hun bezorgdheid over de resultaten van het vak muziek. Met mijn onderzoek hoopte ik een bijdrage te leveren aan het optimaliseren van het pedagogisch-didactisch handelen van de leraren, en wilde ik een aanzet geven tot het verbeteren van de vaardigheden van de studenten.”
Wat was de uitkomst?
“Uit het onderzoek kwam vooral naar voren dat de leraren zich niet bewust zijn van de rollen die zij als lerarenopleider moeten spelen, en dus ook niet naar deze rollen handelen. Hun pedagogisch-didactisch repertoire is zeer beperkt, en wordt gekenmerkt door problemen met het aansturen van de studenten, het vertalen van de theorie naar de beroepspraktijk en het aanleren van generieke vaardigheden. De conclusie is dus dat de docenten in zekere mate niet voldoen. Maar daarnaast vraagt het hele onderwijs op de pedagogische instituten wat betreft alle kunstvakken om een complete heroriëntatie. Een van mijn voorstellen was het herschrijven van het curriculum. Maar daar is jammer genoeg weinig mee gedaan.”