De onderzoeker
Kirtie Algoe (31) studeerde in 2011 af in ‘Development and Policy’ aan het institute for Graduate Studies and Research (iGSR).
Wat heb je onderzocht?
“ik deed onderzoek naar de institutionele ontwikkeling van het christendom, het hindoeïsme en de islam in Suriname en trinidad, en haar invloed op de interreligieuze relaties tussen 1900 en 2010. institutionele ontwikkeling is omschreven als een proces waarbij religieuze instituten in hun behoeften voorzien door de mobilisatie van eigen potenties en bronnen, in wisselwerking met de omgeving.”
Waarom wilde je daar meer over weten?
“in verschillende regio’s zijn er samenlevingen die bekend staan om hun religieuze harmonie, zoals Suriname in het Caribisch gebied. Maar hoe vanzelfsprekend is dat? ik wilde de ontwikkeling van interreligieuze relaties in Suriname begrijpen, maar dan in een regionale context. Deze nieuwsgierigheid groeide toen ik het boek Jhandi and the Cross las, dat tot mijn verbazing vooral conflicten tussen hindoes en moslims op trinidad besprak. ik vroeg me af waarom de schrijver zoveel aandacht besteedt aan interreligieuze conflicten in een samenleving die net als Suriname bekend staat om harmonieuze culturele diversiteit.”
En waarom is dat van belang?
“in tegenstelling tot gangbare ontwikkelingsbenaderingen, ging mijn studie ervan uit dat religieuze diversiteit een positieve bijdrage kan leveren aan de samenleving. ik hanteerde een ontwikkelingsbenadering die participatie, duurzaamheid en concerted diversity benadrukt. De studie geeft ook inzicht in de manier waarop de overheid en maatschappelijke groepen interreligieuze relaties in een samenleving kunnen beïnvloeden.”
Hoe heb je dat onderzocht?
“Het betreft een vergelijkende studie op basis van kwalitatieve onderzoekstechnieken waaronder oral history-interviews, archiefstudie en participerende observatie. er zijn ook aanvullende kwantitatieve onderzoekstechnieken toegepast, zoals analyses van officiële statistieken.”
Wat was de uitkomst van het onderzoek?
“Dat (koloniaal) overheidsbeleid en interne factoren van religieuze organisaties de institutionele ontwikkeling van christenen, hindoes en moslims beïnvloedden. in Suriname was deze invloed gunstiger dan in trinidad; daar ondervonden het hindoeïsme en de islam meer obstakels dan in Suriname. De belangrijkste redenen waren onvoldoende toegang tot overheidsmiddelen zoals subsidies voor en erkenning van religieus onderwijs en activiteiten. Maar ook onderlinge conflicten binnen hindoe- en moslimorganisaties zelf belemmerden hun ontwikkeling. Dat verschil verklaarde voor een groot deel waarom er in trinidad meer religieuze conflicten waren dan in Suriname.”