De onderzoekers
Denice Jaliens-Vrede (52) en Leatitia Seymonson (58) studeerden vorig jaar af aan het IOL voor de akte MO-B Nederlands.
Wat hebben jullie onderzocht?
“Wij zijn nagegaan of ‘kindvreemd’ taalgebruik een rol speelt bij de slechte resultaten van redactie-rekenen op de basisschool, en zo ja welke aanvullende of alternatieve benaderingen ondersteuning kunnen bieden aan taalzwakke en niet-Nederlandstalige leerlingen.”
Waarom wilden jullie meer daarover weten?
“Als docenten op VOS-niveau horen we vaak de klacht van vakdocenten economie en wiskunde dat de studenten hiaten hebben bij het rekenen, en dat dit terug te voeren zou zijn op het taal- en rekenonderwijs op de basisschool. Vooral de taalproblematiek in het rekenonderwijs sprak ons aan. Daarin wordt de meer algemene relatie gelegd tussen taal en rekenen, waarin niet alleen de sociale en culturele context wordt meegenomen, maar ook de specifiekere relaties tussen rekenen en fonologie, woorden en getallen, tussen zwakke lezers en reken- en wiskundige vaardigheden. Dit is overigens geen expliciet Surinaams vraagstuk, maar het is in Suriname wel een stuk complexer vanwege de rijke sociale en culturele context.”
Waarom is dit onderzoek van belang?
“Met het resultaat van ons onderzoek willen we onder meer aan onderwijsgevenden duidelijk maken hoe belangrijk taalsteun is bij redactierekenen. En dat de aanpak van meertaligheid een niet te verwaarlozen aspect is bij het samenstellen van een rekenmethode voor leerlingen.”
Hoe hebben jullie dat onderzocht?
“Het onderzoek is hoofdzakelijk gedaan op drie R.K.-scholen in Latour, Kwatta en Pad van Wanica. We hebben een schriftelijke enquête gehouden, zowel onder de leerlingen van deze drie scholen als onder leerkrachten van twaalf andere RKBO-scholen. Verder hebben we op de drie eerder genoemde scholen observatietoetsen gegeven, interviews met de klassenleerkrachten gehouden en de rekenlessen geobserveerd.”
Wat was de uitkomst van het onderzoek?
“Dat de taligheid bij redactierekenen inderdaad een barrière vormt bij het oplossen van de opgaven. Voor de taalzwakke leerlingen is de interpretatie van moeilijke woorden in de redactieopgaven en in de instructietaal van de juffrouw te ingewikkeld. We hebben in ons onderzoek dan ook een aantal aanbevelingen gedaan, onder meer voor het bieden van taalsteun, eenvoudiger taalgebruik in de klas, investeren in de opleiding en nascholing van de leerkrachten en het terugbrengen van het aantal leerlingen per klas van 40 naar 25.”