De onverwachte bestseller
Eind april was schrijfster Annejet van der Zijl in Surinameter gelegenheid van de presentatie van het eerste ‘Suriboek’. Haar boek SonnyBoy. Het boek zorgde voor duizelingwekkende verkoopcijfers. Daarom besloot deuitgever belangeloos om het, speciaal voor de Surinaamse markt, inmagazineformaat voor slechts twintig SRD uit te brengen. De reacties warenverdeeld: van juichend tot zéér kritisch.
Wie is je vader?
“Mijn vader is Cornelis van der Zijl en hij is fysisch geograaf – van hem heb ik mijn liefde voor landschappen en de natuur. Al vanaf de eerste keer dat ik hier was dacht ik: wat jammer dat hijhier nooit is geweest: Suriname zou zó’n Eldorado voor hem zijn. Samen met mijn moederbouwt hij nu op een groot stuk grond in Friesland aan zijn eigen paradijs.”
En wie is je moeder?
“Zij heet Geeske Boomsma. Dat is een echte Friese naam, maarze groeide op in Amsterdam, als dochter van een drukker die inde arme jaren dertig naar de hoofdstad getrokken was op zoek naar werk. Ze kongeweldig goed leren maar onderging het lot van veel arbeidersmeisjes uitdie tijd: terwijl haar veel slimmere broers wel mochten doorleren, moest zijmaar naar kantoor, want ze zou toch trouwen en wat moest ze dan met al dieboekenkennis? Ze is inderdaad jong getrouwd, maar is haarhele leven blijven hunkeren naar studie en boeken. Tegenwoordig vertaalt zevoor haar lol Latijnse en Griekse teksten.”
Wat was je debuut?
“Als journaliste bij HP /De Tijd schreef ik daar wegensgebrek aan gevoel voor nieuws al hoofdzakelijkachtergrondverhalen. Toen stuitte ik op de geschiedenis van Jagtlust, de roemruchtevilla waar in de jaren vijftig en zestig de hele avant-garde van die tijd bijelkaar kwam. Dat werd mijn debuut.”
En je doorbraak?
“Jagtlust werd goed ontvangen en verkocht, maar ging verdervrij onopgemerkt voorbij. Bij de biografie van Annie M.G.Schmidt, Anna, die uitkwam in 2002, veranderde dat totaal: opeens was ik eenbestsellerauteur en kwam ik zelf in het brandpunt van debelangstelling terecht. Dat beviel maar matig, dus ik ben toen vrij snel in hetverhaal van Sonny Boy en zijn ouders gedoken.”
Hoe stuitte je op Sonny Boy?
“Al jaren voor ik nog maar dacht aan boeken schrijven,hoorde ik het van een collega, die getrouwd is met een zoon van Sonny Boy. Zijhoopte dat ik er misschien wel een artikel van zou willen maken, maar ik wistmeteen dat je zo’n verhaal alleen met een boek recht kunt doen.
Waarom is het echt je troetelkind geworden?
“Mijn eerdere boeken gingen over bekende mensen, en het wasvan het begin af aan duidelijk dat ze daarom een zeker bestaansrecht hadden.Maar dit waren volslagen onbekende burgers die zestig jaar eerder spoorloos vande aardbodem verdwenen waren. Maar hoe meer ik van ze wist en hoe beter ik zeleerde kennen, hoe meer ik van ze ging houden – misschien juist omdat ze zoweerloos waren tegen de grote geschiedenis die hun leven en lot uiteindelijkbepaalde. De enige reden dat het uitgegeven werd, was het succes van mijnvorige boeken en de naam die ik daar mee had opgebouwd: werkelijk niemand hadverwacht dat Sonny Boy een van de grootste bestsellers van de afgelopen jarenzou worden.”
Wat was het idee achter het Suriboek?
“Half Nederland leest Sonny Boy, en nu het in allerleilanden vertaald gaat worden straks nog een deel van de rest van de wereld ook.Maar ondertussen werd het hier in Suriname nauwelijks verkocht: toen we inNederland al meer dan 100.000 exemplaren haddenverkocht, stond de teller hier op 700, dit onder andere omdat boeken hierrelatief duur zijn. Maar Waldemar, mijn mannelijke hoofdpersoon, was eenSurinaamse jongen. Zijn verhaal is van dit land en hoort hier ook. En ik vondhet heel verdrietig dat bijvoorbeeld de Surinaamse schooljeugd zichdit boek niet zou kunnen veroorloven. Mijn uitgeefster, Janny Hofhof kwam toenmet het idee van een speciale Surinaamse uitgave. Omdat werkelijk iedereen erbelangeloos aan meewerkte – de uitgeverij, de familie Nods, de journalist en defotograaf die hun werk belangeloos afstonden en ik zelf natuurlijk ook – kondenwe deze goedkope uitgave maken.”
Viel de ontvangst hier tegen?
“Helemaal niet! Ik vond het geweldig dat mevrouw Venetiaanhet eerste exemplaar in ontvangst wilde nemen en ben nog helemaal daas van allecomplimentjes en alle enthousiaste reacties die ik hier in Suriname over meheen gekregen heb. Het Suriboek verkoopt geweldig en de lezers spreken me erop de vreemdste plaatsen over aan. Het is natuurlijk wel jammer datSchrijversgroep ‘77 zich publiekelijk tegen dit initiatief heeft uitgesproken,maar toen ik Ismène Krishnadat en Gerrit Barron zelf in Tori Oso sprak, bleekal snel dat hun verontrusting voortkwam uit een misverstand. Zij hebben nietstegen dit boek op zich, maar meenden dat dit project betaald was met subsidie,terwijl er dus geen cent subsidie aan te pas gekomen is en we het uit eigenmiddelen hebben bekostigd. Maar ja, toen stond het al in alle kranten en was ereen soort van relletje om ontstaan.”
Broed je al op een nieuw project?
“Ja, ik ben bezig met een nieuwe biografie. Deze keer weervan een bekend persoon: Prins Bernhard.”
Nooit een fictieve roman?
“Ach, het leven is nog lang: wie weet.”
Ben je nu klaar met Suriname?
“Integendeel. Iedere keer dat ik hier weer wegga, spijt hetme meer, en deze keer wel in het bijzonder omdat de reis zo kort en mijnprogramma zo overladen was. Ik zou hier zo graag eens voor een wat langereperiode zijn. Ik hoop dat ik binnenkort een excuus krijg of kan vinden om weerterug te komen!”