De relatie tussen Cuba en de VS
De kern van de toenadering tussen de Verenigde Staten (VS) en Cuba is wellicht het best verwoord door Bert Wagendorp in zijn column in de Volkskrant van 18 december een van de constanten in zijn leven te hebben beschreven, concludeert hij dat ‘binnenkort op Cuba het
eerste Amerikaanse gokpaleis weer zijn poorten opent en je er weer echte Cuba Libres kunt drinken: Amerikaanse Coca-Cola met Cubaanse rum.’
Deze constatering zet de relatie tussen beide landen in een breder perspectief, waar veel commentatoren niet verder komen dan de toenadering te betitelen als het einde van het laatste restant ‘Koude oorlog’. Maar al lang voordat Fidel Castro in 1959 aan de macht kwam – na een omverwerping van de regering- Batista – was Cuba deel van de ‘achtertuin van de VS’. Het Caribische eiland, op slechts honderd zeemijlen van de Amerikaanse kust in Florida, is door de VS altijd beschouwd als een stukje Amerika.
Ruim tweehonderd jaar geleden, onder de Amerikaanse president Thomas Jefferson, probeerden de VS om Cuba te kopen van Spanje. Dat lukte niet en aan het eind van de negentiende eeuw namen de VS met geweld Cuba in. Later ‘leasden’ de VS het eiland aan door hen goedgekeurde Cubanen op hun eigen voorwaarden, zoals de instelling van de militaire basis Guantánamo. Daarna steunden de VS de dictatuur van Batista. Die werd omvergeworpen door de revolutionairen onder leiding van Fidel Castro en Che Guevara.
Sinds het aantreden van de socialistische regering van Fidel Castro raakten de betrekkingen tussen beide landen verstoord. In 1962 stelden de VS een handelsembargo in dat nog steeds van kracht is. Sindsdien was Cuba afhankelijk van zijn bondgenoot de Sovjet-Unie, die voor genereuze prijzen de Cubaanse suiker afnam. Na de val van de Berlijnse muur en de ineenstorting van de Sovjet-Unie raakte Cuba in een diepe economische crisis. Verlichting bracht Venezuela, Nu de olieprijzen dramatisch dalen en Venezuela te kampen heeft met een torenhoge inflatie, komt ook de steun van Venezuela onder druk te staan.
Binnen deze context moet de huidige toenadering worden gezien. President Obama wijst erop dat het handelsembargo niet werkt en isolering niet de juiste weg is. Waarmee hij bedoelt dat de Cubanen tot nu toe niet zijn overgehaald tot de American way of life. Met normalisering van de betrekkingen denkt hij dat wel te bereiken. In eigen land geloven de Republikeinen daar niets van, hoewel grote landbouwers – in meerderheid Republikein en voorstander van vrije handel – erop wijzen dat ze door het embargo verliezen lijden. De Kamer
van Koophandel van de VS schat dat ze minstens 1.200 miljoen USdollar verlies lijdt door handel die ze niet met Cuba kan voeren door het embargo.
Van de Cubaanse migranten in Florida, van oudsher de felste tegenstanders van het Castro-bewind, heeft Obama weinig meer te vrezen. Op een paar die hards na, zoals de Republikeinse senator Marco Rubio, verwelkomen de meesten een einde aan het embargo en de instelling van diplomatieke betrekkingen. Op Cuba is het wachten op de dood van Fidel, wellicht de laatste rem op verandering.