De slachtoffers
De decembermoorden, het proces, de getuigenverklaringen, de ontkenningen; het zijn allemaal begrippen waar we in Suriname al een kwart eeuw vrijwel iedere dag mee worden geconfronteerd. Begrippen die zo gewoon en vanzelfsprekend zijn geworden, dat je bijna vergeet waar het echt om gaat: dat er vijftien mannen op lafhartige wijze zijn vermoord omdat ze streefden naar het herstel van de democratie. Vijftien mannen, met een familie, met een gewone baan. Parbode brengt de vijftien slachtoffers nog een keer voor het voetlicht.
John Baboeram (41)
Advocaat John Baboeram liet iedereen die het maar wilde weten horen dat politiek en militarisme niet samengaan. Hoe waar die bewering was, werd hem later door de militairen op moorddadige wijze duidelijk gemaakt. Bouterse en zijn kompanen beschouwden hem als tegenstander van hun regime, met uiteindelijk de dood in december 1982 tot gevolg. Volgens zijn nabestaanden had Baboeram al op jonge leeftijd een sterk gevoel voor rechtvaardigheid. Reden dat hij voor een rechtenstudie koos aan de toenmalige Surinaamse Rechtsschool, die hij in 1972 met succes afrondde. Hij zocht even zijn geluk in Nederland, waar hij een opleiding volgde bij de rechterlijke macht en uiteindelijk directeur werd van de Stichting Surinamers in Den Haag. In 1977 keerde hij terug naar Suriname waar hij zich vestigde als advocaat. Na de coup in 1980 nam hij de verdediging op zich van collega Karamat Ali, die als adviseur van de afgezette premier Henck Arron achter de tralies was gezet door de militairen. Later verdedigde hij Badrissein Sital, Stanley Joemman en Chas Mijnals, die ervan werden verdacht betrokken te zijn geweest bij de voorbereidingen van een tegencoup. Tijdens dat proces haalde hij zich de woede van de militairen op de hals door te stellen dat het Militair Gezag geen wettig gezag is. In 1982 verdedigt hij zijn collega Eddy Hoost en de militair Surendre Rambocus, die beiden een rol hadden gespeeld in een mislukte tegencoup. Na zijn arrestatie op 8 december wordt Baboeram, zo hebben verschillende getuigen verklaard, ernstig mishandeld en uiteindelijk doodgeschoten.
Bram Behr (31)
Journalist Bram Behr werd ooit door zijn broer Henri omschreven als ‘een idealist en wereldverbeteraar, wiens energie en doorzettingsvermogen ongekend waren’. Al tijdens zijn schooltijd op de Algemene Middelbare School (AMS) was hij actief met het verspreiden van vlugschriften en het blad De Rode Surinamer, een krantje waar in aandacht werd besteed aan ‘het onrecht dat het koloniaal imperialisme aanricht in de wereld’. Behr, die een begenadigd violist was, stak zijn sympathie voor het communisme niet onder stoelen of banken. In eerste instantie was hij enthousiast toen de militairen op 25 februari 1980 een succesvolle staatsgreep pleegden. Maar naarmate de tijd verstreek en de nieuwe machthebbers hun ware gezicht lieten zien, groeide het wantrouwen. Het onderwijs waar hij werkte verruilde hij voor de journalistiek, waarna hij regelmatig uithaalde naar de excessen van het regime. Op 7 april 1982 werd hij gearresteerd, na een boek te hebben gepubliceerd over de zinloze moord van militairen op een boer. Ook na zijn vrijlating liet zij zich niet muilkorven en werd meerdere malen opgepakt. De laatste keer gebeurde dat op 8 december 1982. Behr, vader van drie kinderen, werd eveneens zwaar mishandeld alvorens hij werd doodgeschoten.
Cyrill Daal (46)
Vakbondsleider Cyrill Daal was waarschijnlijk de grootste tegenstander van het regime die op 8 december 1982 werd geëxecuteerd. Daal was voorzitter van de Moederbond, de grootste vakcentrale van Suriname. Na zijn school belandde hij via de gezondheidszorg bij de Overzeesche Gas- en Elektriciteits Maatschappij, de OGEM (tegenwoordig EBS). Daar kwam hij voor het eerst in aanraking met het vakbondswerk. In 1972 werd hij voorzitter van de Moederbond, een functie die hij zou vervullen tot hij werd vermoord. In het begin van de militaire periode gaf hij tijdens sociale conflicten leiding aan tal van stakingen. Hij haalde zich de woede van Bouterse definitief op de hals toen hij op 31 oktober 1982 een protestbijeenkomst organiseerde tijdens het bezoek van Maurice Bishop, de machthebber van Grenada. Enkele dagen voor de komst van Bishop sprak hij zijn ongenoegen uit over het militaire regime, waarna hij werd gearresteerd. Een woedende menigte trok naar Fort Zeelandia om met succes zijn vrijlating te eisen. Op de bijeenkomst van Bishop kwamen slechts 1.500 mensen af, bij de protestactie van de Moederbond zeker 15.000 mensen. Bouterse betaalde hem op 8 december genadeloos terug. Ook hij werd op gruwelijke wijze gemarteld en daarna doorzeefd met kogels.
Kenneth Gonçalves (42)
Advocaat Kenneth Gonçalves omschreef de staatsgreep als ‘het einde van de rechtsstaat’. Hij ontpopte zich als een fel tegenstander van het regime en liet dit ook tot uitdrukking komen in brieven die hij aan Bouterse schreef. Zo stelde hij, nadat enkele militairen, na door de rechter te zijn vrijgesproken, weer werden opgesloten: ‘Van een waarlijk onafhankelijke Rechterlijke Macht is uiteraard geen sprake, indien het Militair Gezag naar eigen inzichten een rechterlijk bevel naast zich neerlegt’.
In een brief die hij schreef op 2 november 1982, die evenals veel van zijn andere brieven werd gepubliceerd, drong hij bij Bouterse aan op het herstel van de democratie en de rechtsstaat in Suriname, omdat de meerderheid dit zou wensen. Bouterse was hiervan niet gecharmeerd. Ruim een maand later behoorde Gonçalves, vader van dochter Valerie, tot de vijftien tegenstanders die werden geëxecuteerd.
Eddy Hoost (48)
Vakbondsman, advocaat en politicus Hoost voelde zich vooral Surinamer, geen Creool. Hij stond in 1970 samen met anderen aan de wieg van vakorganisatie C-47 en werd in 1973 minister van Justitie en Politie. Daarnaast was hij nauw betrokken bij de onderhandelingen met Nederland over de onafhankelijkheid. Na de onafhankelijkheid werd hij minister van Defensie. Maar nadat de Partij Nationalistische Republiek (PNR), waar hij lid van was, bij de verkiezingen van 1977 geen zetels wist te behalen, keerde hij terug naar de advocatuur. Tijdens de rechtszaak tegen Surendre Rambocus in maart 1982, trok Hoost openlijk de wetmatigheid van het militaire gezag in twijfel. Voor het regime reden om hem op de lijst te zetten van tegenstanders waarmee moest worden afgerekend. Dat gebeurde op 8 december 1982.
André Kamperveen (58)
André Kamperveen, die ook wel Ampie werd genoemd, was tijdens zijn leven zakenman, journalist en minister. In zijn jonge jaren voetbalde hij als eerste Surinamer op het hoogste niveau bij FC Haarlem. De liefde voor het voetbal is altijd blijven bestaan, want na zijn terugkeer naar Suriname was hij een tijd lang bondscoach van het nationaal elftal. De laatste jaren werkte hij als oprichter, eigenaar en journalist bij het radiostation ABC.
Ook Kamperveen reageerde optimistisch toen de militairen de macht grepen. Hij werd zelfs minister van Sport en Cultuur, maar hield het na twee jaar voor gezien omdat hij zich niet kon vinden in de wijze waarop het regime zaken aanpakte. Vooral de weigering om verkiezingen uit te schrijven, stelde hem teleur. Via ABC trok hij fel van leer tegen de machthebbers, reden om ook hem op te pakken. Hij werd gedwongen om een ‘bekentenis’ te tekenen, die hij via de radio moest voorlezen. Volgens getuigen was hij zo ernstig toegetakeld, dat hij niet voor de televisiecamera kon verschijnen. Enkele uren later maakten achttien kogels een einde aan zijn leven.
Gerard Leckie (39)
Universiteitsdocent Gerard Leckie was een levensgenieter, die weinig met politiek op had. Maar als voorzitter van de Vereniging van Wetenschappelijk Personeel aan de Universiteit (VWPU), kwam hij in verzet toen door de minister van Onderwijs het zittende universiteitsbestuur werd vervangen. Voor de toenemende onrust in Paramaribo en met name de daarmee samenvallende stakingsacties op de universiteit werd Leckie door de militairen medeverantwoordelijk gehouden. Na zijn arrestatie op 8 december werd ook hij eerst mishandeld alvorens te worden doodgeschoten.
Sugrim Oemrawsingh (42)
Universiteitsdocent Sugrim Oemrawsingh werd door de militairen evenals Leckie beschouwd als een oproerkraaier, die de hand had in de stakingsacties. De Nickeriaan, die tot zijn dood tevens voorzitter was van de Rekenkamer, keerde in de jaren zeventig, na zijn studie in Nederland, terug naar Suriname. Daar richtte hij zich in eerste instantie vooral op de oprichting van het Universitair Rekencentrum (URC), dat nu nog steeds bestaat onder de naam Universiteits Computer Centrum (UCC). Zijn broer Baal, eveneens docent, werd in maart 1982 vermoord, omdat de militairen hem ervan verdachten betrokken te zijn geweest bij de mislukte staatsgreep van Rambocus. Ook Sugrim werd aangehouden, maar later weer vrijgelaten. Waarschuwingen om het land te verlaten, sloeg hij in de wind. Na zijn arrestatie op 8 december, werd hij geëxecuteerd. Oemrawsingh was vader van twee kinderen.
Lesley Rahman (28)
De progressieve journalist Lesley Rahman verzette zich vanaf de staatsgreep tegen het militaire regime. Na de arrestatie van collega Bram Behr, in april 1982, veegde hij in een artikel in de Ware Tijd de vloer aan met Bouterse en zijn ideeën. Volgens Rahman was de aanhouding een bewijs dat het herstel van de rechtsstaat nog ver weg was. Hij kwam op de zwarte lijst te staan nadat hij Bouterse tijdens een persconferentie, kort na de moord op Hawker, durfde te vragen ‘of hier sprake was van de ene illegale couppleger die de andere illegale couppleger op brute wijze vermoordt?’ Bouterse voelde zich in het openbaar beledigd. De rekening kreeg Rahman op 8 december gepresenteerd. Volgens ooggetuigen was zijn gezicht ernstig toegetakeld.
Surendre Rambocus (29)
De militair Surendre Rambocus, die het levenslicht in Nickerie zag, slaagde ironisch genoeg mede op basis van zijn scriptie ‘Staatsgreep’ in 1978 voor zijn officiersexamen aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Niet wetende dat een staatsgreep ruim vier jaar later zijn dood zou betekenen. Na zijn studie keerde hij terug naar Suriname en schaarde zich na de staatsgreep achter de nieuwe machthebbers, die hem een topfunctie binnen het leger bezorgde. Opmerkelijk genoeg verkondigde hij vaak het standpunt dat militairen in de kazerne thuishoren en niet in het machtscentrum. Hij werd daarop uit al zijn functies ontheven en meerdere malen opgepakt. Op 11 maart 1982 was hij het zat en probeerde met een handjevol andere militairen de macht over te nemen. Even leek de tegencoup geslaagd; de militair Wilfred Hawker, ook een fervent tegenstander van Bouterse, werd uit zijn cel bevrijd en het tweetal verklaarde diezelfde dag dat het land van Bouterse was verlost. Maar Rambocus had niet gerekend op overlopers binnen zijn eigen groep, die de zijde van Bouterse weer kozen. Hawker werd opgepakt en standrechtelijk geëxecuteerd, Rambocus kreeg wel een proces en werd tot twaalf jaar cel veroordeeld. Op 8 december rekenden de militairen in Fort Zeelandia definitief met hem af.
Harold Riedewald (49)
Jurist Harold Riedewald schopte het na zijn rechtenstudie tot officier van justitie, maar maakte later de overstap naar het bedrijfsleven, waar hij directeur van Interfood werd. Als advocaat kon hij na de staatsgreep immers niet meer aan de bak komen, omdat de militairen bepaalden wie wel en niet achter slot en grendel moesten verdwijnen. Van een rechtsstaat was geen sprake meer. Toch nam hij de verdediging van Rambocus op zich na diens mislukte staatsgreep. Zijn optreden werd door de militairen als opruiend beschouwd en beweerden ze dat hij van plan zou zijn geweest om met militairen rond kerst 1982 een nieuwe tegencoup te plegen. Op 8 december werd hij gearresteerd, mishandeld en enkele uren later doodgeschoten. Riedewald was vader van vier kinderen en een pleegkind.
Jiwansingh Sheombar (25)
De militair Jiwansingh Sheombar remigreerde in 1981 vanuit Nederland naar Suriname, in de hoop een steentje te kunnen bijdragen aan de opbouw van het land. Al snel keerde hij zich tegen de militairen, die een jaar eerder de staatsgreep hadden gepleegd. Met Hawker en Rambocus organiseerde hij maart 1982 een tegencoup, die echter mislukte. Sheombar werd opgepakt en belandde in Fort Zeelandia. Op 3 december van dat jaar werd hij tot acht jaar gevangenisstraf veroordeeld en overgebracht naar Santo Boma. Vier dagen later brachten de militairen hem weer terug naar Fort Zeelandia, waar hij wordt gemarteld en uiteindelijk vermoord.
Jozef Slagveer (42)
De Coroniaan Jozef Slagveer begon zijn carrière als journalist en schrijver in Nederland. In 1967 keerde hij terug naar Suriname, waar hij de drukkerij Actueel Press opzette. Met Rudi Kross startte hij vier jaar later een eigen persbureau op: Informa. Ook gaven ze een weekblad en een dagbulletin uit. Na de staatsgreep van 1980 werd hij woordvoerder van de militairen, en schreef het boek ‘Nacht van de Revolutie’, waarin op weinig objectieve wijze de coupplegers de hemel in worden geprezen. Maar zijn enthousiasme voor het regime brokkelde snel af en Slagveer schaarde zich bij de groep intellectuelen die aandrongen op het herstel van de democratie.
In de nacht van 7 op 8 december werd hij opgepakt. Samen met André Kamperveen moest hij onder dwang een verklaring afleggen, die hij, duidelijk afgetuigd, via de staatstelevisie moest voorlezen. Enkele minuten later werd hij, als eerste van de vijftien, doodgeschoten.
Robbie Sohansing (37)
Bedrijfskundige Sohansingh was een succesvol zakenman, die eerst in het transportbedrijf van zijn vader werkte en later bij een steenslagbedrijf aan de slag ging. Hij werd op de dodenlijst gezet omdat zich steeds vaker kritisch in het openbaar uitliet over het regime. Die kritiek startte al direct na de staatsgreep van 25 februari 1980. Zijn zoontje was kort daarvoor ontvoerd (en weer veilig en wel teruggevonden), maar bij de coup ging al het bewijsmateriaal verloren toen het politiebureau in brand werd geschoten. Zijn toenemende mondelinge verzet tegen het geweld van de militairen leverde hem het predikaat contra-
revolutionair op. Hij werd door Bouterse beschouwd als lid van de gehate rechtse kliek. Na de mislukte coup van Rambocus en Hawker werd hem in de schoenen geschoven dat hij zijdelings daarbij betrokken zou zijn. Hij belandde in de cel, waar hij zo zwaar werd mishandeld dat hij in het Militair Hospitaal moest worden opgenomen. Op 8 december zou zijn zaak voorkomen, maar zover kwam het niet. Voordat hij werd doodgeschoten werd hij opnieuw ernstig mishandeld. Sohansing liet drie kinderen achter.
Frank Wijngaarde (43)
Frank Wijngaarde, journalist bij radio ABC, was het enige slachtoffer van de vijftien met een Nederlands paspoort. Ook hij had vanaf het eerste moment weinig geloof in de goede bedoelingen van de militairen. Via de radio gaf hij zonder enige schroom zijn mening over de praktijken van de revolutionairen. Zijn uiteenzettingen waren razend populair bij het luisterend publiek, voor de militairen was hij een luis in de pels die doodgedrukt moest worden. Ondanks de vele bedreigingen weigerde hij zijn toon te veranderen. De militairen zagen Wijngaarde en zijn collega’s als opponenten, die doelbewust onrust zaaiden onder de bevolking. Op 8 december werd hem definitief het zwijgen opgelegd. Volgens verklaringen van ooggetuigen werd hij op afgrijselijke wijze in elkaar geslagen voordat hij werd vermoord.