De strijd tegen analfabetisme
Analfabetisme bestaat ook in Suriname nog op relatief grote schaal. Hoeveel mensen precies anno 2015 niet kunnen lezen en schrijven, weet eigenlijk niemand. Maar dat er niet echt veel wordt gedaan om de ongeletterdheid te lijf te gaan, staat wel vast.
Er is al heel wat water door de Surinamerivier gestroomd sinds de toenmalige legerleider (nu de president) het voorwoord schreef in de inleiding bij Alfa 84, de eerste en tot nu toe nog altijd enige grootscheepse alfabetiseringscampagne sinds de onafhankelijkheid. De campagne volgde op de wetenschappelijke constatering, in 1980, dat 35 procent van de Surinamers in de leeftijd tussen vijftien en vijtig jaar niet kon lezen en schrijven in het Nederlands.
Wat is er intussen zoal gebeurd en hoe staat het land er nu voor? Parbode praat met Stanley Oedit, al meer dan dertig jaar verbonden aan de afdeling Alfabetisering en Volwasseneneducatie van het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur en in 2002 hoofd van de afdeling geworden.
Kort na de oprichting in 1977 gaf de afdeling de aanzet tot genoemd onderzoek onder het werkzame deel van de bevolking, met de 35 procent analfabeten als uitkomst. Bij de activiteiten die daarop volgden, werd aanvankelijk de moedertaalmethode gehanteerd, dat wil zeggen dat men uitging van het principe van alfabetisering in de eigen (moeder)taal. Maar naarmate steeds meer mensen aandrongen op alfabetisering in het Nederlands, werd dat principe al snel losgelaten.
Verder lezen? Koop dan nu de Parbode. Nog tot eind deze maand in de winkel en daarna verkrijgbaar via de redactie.