De Surinaamse en de Friese taalbeweging: een korte liefde – Parbode Sneak Peek
Creoolse voorvechters van de Surinaamse taalemancipatie trokken in de jaren vijftig op met de Friese hoogleraar Wytze Gerbens Hellinga. Deze pleitte voor opvang in de moedertalen en aandacht voor het Surinaams-Nederlands in het onderwijs. De cultureel-nationalistische beweging Wie Eegie Sanie wilde het Sranantongo uit het koloniale verdomhoekje slepen. Hellinga opende de poort voor publicatie van Sranangedichten in het Friese tijdschrift De Tsjerne. Voldoende aanknopingspunten voor een innige relatie. Wie Eegie Sanie-man van het eerste uur dr. Hein Eersel, noemt die ‘een vruchtbare en eenmalige ontmoeting’. Waarom bloedde deze liefde dood?
Surinamers spreken er vaker schande van: nog steeds zo’n koloniaal volkslied. Eind negentiende eeuw schreef de Friese zendeling dominee Cornelis Atses Hoekstra de tekst van het Surinaamse volkslied. Hij componeerde het op de melodie van een kinderliedje, gemaakt door de onderwijzer Johannes Corstianus de Puy. De exentrieke schrijver Edgar Cairo, die veelvuldig in het Surinaams-Nederlands schreef, noemde het lied een ‘Hollands misbaksel’. Niet de reden overigens dat de verkering tussen Suriname en de Friese taalbeweging uitraakte. De liefde raakte ‘aan’ door een gemeenschappelijke interesse die beide hoog zat: emancipatie van de eigen taal. Ironischerwijs, werkte – en werkt – juist dit ‘Friese product’ als een rode lap op een stier bij een aantal Surinaamse nationalisten.
Praat netjes!
Nederland voerde in 1876 de Assimilatiepolitiek in om van Suriname een soort Nederlandse provincie maken. Geprobeerd werd het Sranantongo te verbannen als ‘onbeschaafde’ taal. Opmerkelijk is dat het daarvóór juist verboden was voor tot slaaf gemaakten om zich het Nederlands eigen te maken. Wat eerst niet mocht, was nu een opgelegde plicht: het was voortaan het Nederlands dat de klok sloeg. Maar een taal laat zich niet zomaar uitroeien: de sprekers bepalen.
In de jaren veertig stond onderwijzer ‘Papa’ Koenders op tegen de koloniale taalattitude en begon het culturele tijdschrijft Foetoeboi. Daarin promootte hij het Sranantongo. Hij was de leermeester van meerdere emancipatorische dichters in die tijd. De emancipatiebeweging legde in de jaren vijftig de kiem om het taaltrauma van de Assimilatiepolitiek recht te trekken. Niet helemaal rimpelloos tot nu toe, want met ‘praat netjes!’ bedoelt men nog steeds ‘praat Nederlands’. Maar de Surinaamse jeugd, die vaak niet weet van Wie Eegie Sanie, kletst erop los in het Sranantongo. Of in een van de andere Surinaamse talen. Toch is het Sranantongo zelfs bij veel Creolen thuis nog steeds niet gewenst als moedertaal.
Vruchtbare ontmoeting
In Nederland vonden de voorvechters van het Sranantongo in de jaren vijftig een welwillend oor bij de Friese hoogleraar in de Neerlandistiek, prof. dr. Wytse G. Hellinga. Zij richtten de culturele beweging Wie Eegie Sanie op. Surinaamse nationalisten van het eerste uur, zoals Robin Ravales, Eddy Bruma, Hein Eersel, Henri de Ziel en Jules Sedney, publiceerden op zijn voorspraak in het literaire blad De Tsjerne een ‘Surinamenûmmer’ in 1952. Ook van pionier ‘Papa’ Koenders staat er werk in. Het is de eerste publicatie van Sranangedichten en -verhalen vertaald naar een Europese taal en gepubliceerd in Europa. In het Fries, de taal van de Noord-Nederlandse provincie Friesland. Want de ‘Hollanders’ hadden geen belangstelling. Oud-lid van Wie Eegie Sanie en voormalig minister van Onderwijs, dr. Hein Eersel, zat nog in de collegezaal bij professor Hellinga. Hij beaamt dat de relatie met de Friezen snel verloren ging. Toch is die een stimulans geweest. “Ik kan niet zeggen dat het samengaan met de beweging voor het Fries blijvend is geweest. Maar het was wel een vruchtbare, eenmalige ontmoeting in de emancipatiegeschiedenis van het Sranantongo.”
Lees het hele artikel in het januarinummer van Parbode