De Surinaamse groentetuin
Zeker in deze tijden van economische (Surinaamse) crisis, de devaluatie van de munt en het daardoor het bijna onbetaalbaar worden van veel essentiële producten, zal bij menig Surinamer het idee weleens boven komen drijven om toch maar zelf te gaan planten. Dus dat te midden van alle sombere berichten die we dagelijks over ons uitgestort krijgen een stevig boek over de Surinaamse groentetuin verschijnt, moet bij iedereen met groene vingers die op de centjes let het hart sneller doen kloppen.
Maar wees gewaarschuwd: wie verwacht panklare informatie te krijgen over hoe je op eenvoudige wijze mooie kousenband of oogstrelende sopropo kunt telen, komt bedrogen uit. Daarvoor is het allemaal veel te ingewikkeld en langdradig beschreven. Om de stroom wetenschappelijke informatie te kunnen begrijpen, moet je minstens een Hbo-opleiding succesvol hebben afgerond en over de nodige kennis van natuurkunde en biologie beschikken.
Om maar wat te noemen, in het hoofdstuk ‘Ziekten- en plagenbestrijding’ worden mogelijkheden genoemd om de populatie van een ziekteverwekker of plaag terug te dringen: ‘… het terugdringen van r m.b.v. cultuurmaatregelen (goede ventilatie, verbranding) en preventieve/curatieve maatregelen, bespuitingen’. Tja, daar sta je dan als hardwerkende moeder met lagere schoolopleiding op je kostgrondje lijdzaam toe te kijken hoe vraatzuchtige beestjes zich tegoed doen aan de rode peper die je met zoveel zorg hebt geplant.
De bewering van de auteurs dat het boek een onmisbaar naslagwerk is voor zowel de beginnende als ervaren tuinder, is dus eigenlijk misplaatst. Daarvoor is het veel te complex en in gortdroge taal geschreven. De ervaren tuinder zou er misschien nog baat bij kunnen hebben, maar ook hem of haar zinkt waarschijnlijk de moed in de schoenen bij de overvloed aan, ongetwijfeld goed onderbouwde en logisch gerangschikte, informatie. Voor wie is het dan wel geschikt? Studenten in de agrarische richting zullen er vast wat aan hebben en misschien een paar vakfanaten die alles over iedere bacterie en plaag willen weten. Dat wil niet zeggen dat dit boek eigenlijk voor niemendal is uitgebracht. Terecht wordt in de inleiding gesteld dat veel kennis over het veelzijdige gebruik van Surinaamse planten in de loop der decennia verloren is gegaan en dat onze jongeren totaal geen weet hebben van het bestaan van sommige groentesoorten. De publicatie zal daarom op de langere termijn weleens van grote waarde kunnen blijken te zijn, zeker als de oudere generatie van nu er niet meer is.
De auteurs Robert Power en Iwan Wijngaarde zijn geen onbekenden. Eerstgenoemde is directeur van het ter ziele gegane Surland geweest en heeft vooral verstand van schimmels en bacteriën. De laatste jaren is hij echter vooral in het nieuws gekomen als trekker van Innovative Agro Processing Industries (IAP), de cassavefabriek te Zanderij die een volledige mislukking is geworden en lanti miljoenen heeft gekost. Bij de beschrijving over de verworvenheden van de auteurs wordt dat wijselijk niet vermeld. Wijngaarde ziet zichzelf als alleskunner: organisator van de jaarlijkse Blakaman Dei, voorvechter van de rechten van Afro-Surinamers en subsidietrekker voor vage projecten in stad en binnenland. Maar bovenal is hij hovenier met de nodige kennis van planten. Voor deze herziene tweede editie (de eerste verscheen in 1990) betrok hij zijn dochter Jenna erbij.
De Surinaamse groentetuin, van theorie tot praktijk, Robert H. Power, Iwan R. Wijngaarde en Jenna Z. Wijngaarde, 2015, Vaco Uitgeversmaatschappij, ISBN 978 99914 0 093 8