De taximan
Nieuwe taxicentrale STC
De taximan, steeds meer een professional
Vader en zoon Purperhart zagen de taxiwereld veranderen, maar keken niet vanaf de zijlijn toe. Met de Surinaamse Taxi Centrale forceren zij een nieuwe fase in de ontwikkeling van het openbaar vervoer.
Vijftig jaar terug was er een enorme schaarste aan transport. Omgebouwde trucks met houten banken in de bak dienden als openbaar vervoer, doni-bussen vroegen een dubbeltje voor de rit. Drie particuliere busbedrijven en een veerpont onderhielden de routes naar de districten. Dat stadsbeeld zou voorgoed veranderen met de komst van taxi’s. Toen Rudi Purperhart (79) in 1964 zijn eigen bedrijf oprichtte, was hij een van de weinige ondernemers in de taxibranche. Hoewel hij klein begon met zijn enige privéauto, had hij een visie voor de toekomst. Vanuit de wens om de dienstverlening te verbeteren, kon zijn Garage Torarica uitgroeien tot een gerenommeerd bedrijf. Het begon allemaal als een vriendendienst. Toen Rudi op de kweekschool zat, kocht hij met zijn eerste salaris, bijgepast met wat geld van papa, een Pontiac. “Het was de auto van de directeur van Haenen Autohandel, de importeur van Mercedes Benz in Suriname”, vertelt hij trots. In stijl reed Rudi naar school. Hij was de enige leerling met een auto en toen hij uiteindelijk als onderwijzer werd gedetacheerd naar Coronie, had hij het een stuk makkelijker dan zijn collega’s. “De leerkrachten konden alleen op de zaterdag richting Paramaribo, dan kwamen zij er rond de namiddag aan. Zondag moesten zij vervolgens heel vroeg weer in de bus om terug te keren naar Coronie.” Gezien de vrijheid die zijn eigen vervoer hem bood, kon Rudi al na school op de vrijdag een aanvang maken met de terugreis. “Zo kon ik voor een groot deel genieten van het weekeinde in de stad.” Het ongemak van anderen zou Rudi’s ondernemersgeest voeden. Hij zag een manier om zijn collega’s van dienst te zijn en er ook wat aan te verdienen. Daar er nagenoeg geen taxiwezen bestond, zag hij een gat in de markt. Op den duur wilden alle leerkrachten in Coronie met hem meerijden, “maar ik kon per keer slechts zes personen meenemen. Om de kosten te delen, betaalden zij dan dezelfde prijs als van de bus.” Zes gulden en vijftig cent verdiende hij per persoon. Gezamenlijk maakten zij dan de terugreis op de zandweg naar huis. “En mijn auto heeft ons nooit in de steek gelaten!”, voegt hij er nog even aan toe. Niet wetende dat hij zo stilletjes een taxiservice was begonnen, genoot hij van het gezelschap op de lange weg naar huis.
Steeds serieuzer
Tijdens zijn tweede jaar in het kokosdistrict echter, werd een goede vriend van hem erg ziek en verloor daardoor zijn werk. Rudi kon zijn makker niet brodeloos zien, dus bleef de gloednieuwe auto bij hem in de stad achter. “Mits hij mijn collega’s en mij elke vrijdag ophaalde in Coronie en op de zondag terugbracht. Een andere voorwaarde was dat hij door de week schoolkinderen van en naar school reed.” Rudi had de juiste mensen in zijn vriendenkring. Want ook zijn maat, die alle transport verzorgde bij het toentertijd bloeiende Bruynzeel, wendde zijn netwerk aan voor Rudi’s startende taxibedrijf. “Bruynzeel kon vanaf dat moment rechtstreeks contact met mij opnemen voor de ritten.” Natuurlijk was die ene auto niet genoeg, dus kocht hij er een andere bij. “Een Opel. Maar het ging zo goed met het bedrijf, dat ik steeds andere auto’s erbij moest kopen. Ook personeel had ik nodig. Als ik soms verlegen zat om chauffeurs, hielp mijn lieve vrouw zelfs.” Rudi was inmiddels terug in de stad, maar reed zelf niet, daar hij overdag op school zat en ‘s avonds lessen verzorgde. Hij liet zich daarom assisteren door een voorman. Rudi’s kleine onderneming was inmiddels uitgegroeid tot een bloeiend bedrijf en stond bij menigeen bekend als dé taxiservice aan de Kankantriestraat. Ook had hij personeel onder zich werken en een behoorlijk grote klantenkring opgebouwd, alsook een wagenpark. Toen kwam zijn zoon Gilbert terug na jaren in de Verenigde Staten te hebben gewoond. Hoewel het bedrijf van zijn vader al voor zijn geboorte werd opgericht, voelde Gilbert zich toch van jongs af aan betrokken bij de onderneming. “Hier aangekomen assisteerde ik mijn vader en liep mee in het bedrijf.” Maar het nachtelijke leven had vijfentwintig jaar terug nog een grote aantrekkingskracht op Gilbert, die in Amerika werkte als deejay en dat hier weer oppakte. “Mijn vader had gelukkig geduld en gaf mij de ruimte mijn eigen ding te doen. Dus werkte ik parttime voor zijn bedrijf.” Gilberts voornaamste taak was het meerijden met de chauffeurs en als gids te fungeren voor toeristen. Mettertijd kreeg Gilberts steeds meer verantwoordelijkheden. “Op den duur moest ik onder meer de onderdelen voor de auto’s bestellen. Ik moest alles voor onderhoud van de huurauto’s in orde maken.” Het verhuren van de voertuigen werd gaandeweg de core business. De taxiservice werd steeds meer verwaarloosd omdat de samenwerking met omliggende taxibedrijven niet wilde lukken. “Het ging goed met de garage en wij dachten in het begin dat we de taxibedrijven konden betrekken bij ons succes. Dus wij schakelden hen ook in om ritten te rijden. Slechts de beste voertuigen mochten worden ingezet en de chauffeurs moesten er netjes bij lopen. Het kwam ook hen ten voordeel, maar dat zagen ze niet in.” Rudi en Gilbert richtten zich daarom voornamelijk op het verhuren van auto’s, de airport service en delegatieritten voor de overheid. Gilbert: “Ik vroeg me altijd af waarom wij het gedeelte dat werd verwaarloosd, niet gewoon nieuw leven inbliezen.” Maar verhuren was gemakkelijker, constateert hij zelf. “Je hebt daarvoor niet veel personeel nodig, je hoeft alleen voor onderhoud te zorgen. En we hadden een paar grote klanten, zoals Suralco, Billiton, Bruynzeel en een aantal ministeries.”
Gemak en veiligheid
Toch bleef de taxiservice Gilbert aanspreken. Ruim vijf jaar terug begon het idee bij hem te leven de taxiservice opnieuw op te starten, “maar dan volgens een vernieuwd en verbeterd concept. Het moet uniek zijn in die zin, dat klanten juist mijn bedrijf verkiezen boven dat van anderen.” Kennelijk heeft hij een opzet hiervoor kunnen ontwerpen, want deze maand begint hij de Suriname Taxi Centrale (STC). Die zal zich onderscheiden door orde en structuur. “Ik heb anderhalf jaar onderzoek gedaan en heb daaruit geconstateerd dat er behoefte is aan een nieuw soort dienst. Niet alleen worden de tarieven lager. Het concept moet helemaal draaien om de klant, om gemak en bovenal veiligheid.” Hij noemt enkele voorbeelden. “Veiligheid zal ik bieden door in elke taxi het profiel van de chauffeur op een zichtbare plek te plaatsen, zodat de klant weet wie de chauffeur is. En doordat de taxi’s te volgen zijn in het systeem van de centrale, weten wij te allen tijde waar die zich bevinden. De betrouwbaarheid zal te merken zijn aan de door ons vastgestelde tarieven, waarvan chauffeurs niet mogen afwijken. De klant weet vooraf wat de rit zal kosten. Onze chauffeurs zullen allemaal getraind worden in klantvriendelijkheid, want de klant is koning en moet zich op zijn gemak voelen tijdens de rit. Ook moeten de chauffeurs er netjes bij lopen. Verder zorgen wij voor herkenbaarheid van de STC-taxi’s door middel van het hanteren van één kleur voor al onze wagens. Dit zijn de hoofdingrediënten voor mijn vernieuwde concept, waarbij ik volop gebruik maak van technologie!”
Verkort nummer
De opzet van de STC is niet zoals de meeste taxibedrijven. De chauffeurs zijn verspreid over Groot-Paramaribo en vertrekken dus niet vanuit één vaste standplaats. “Wij zullen ons in het begin voornamelijk richten op de hoofdstad. Dat wil zeggen, overal in Paramaribo kan men een taxi van ons opvragen, via het verkorte nummer 1660. Wij zien in ons systeem wie dichtbij het opgegeven adres is en sturen dan die chauffeur.” Dat zal voor de taxi’s betekenen dat zij minder benzine verbruiken, maar juist meer ritten in hun omgeving krijgen. Voor consumenten betekent het een snellere aanrijtijd. “Ook hoeven zij niet meer aan de stroompalen te zoeken naar nummers van taxibedrijven. Ze hoeven slechts het verkort nummer te onthouden, waar zij zich ook bevinden in Paramaribo.” Hoewel Gilbert oorspronkelijk een landelijke samenwerking nastreefde met taxibedrijven, moest hij van deze opzet afzien. “Voor de meeste bedrijven is verandering vaak moeilijk te accepteren.” Maar de voordelen spreken voor zich, want ook de chauffeur die niet over een eigen wagen beschikt, kan zich aansluiten bij STC; aan hem wordt een wagen beschikbaar gesteld. Verder krijgen de chauffeurs een cursus Defensive Driving en kunnen ze zich via de centrale tegen gereduceerde prijzen verzekeren. “Maar ook voor onderdelen of onderhoud van hun voertuig krijgen zij speciale voordelen. En wij zorgen voor een degelijke pensioenregeling, dat heeft niemand anders zo goed geregeld als wij.” Gilbert heeft vertrouwen in het succes van zijn onderneming. “Het is een mooi project dat ik graag wil uitvoeren, om de consument eindelijk te voorzien van goede service naar internationale standaarden en het werk van de taximan te professionaliseren. Wij vinden het wiel niet opnieuw uit, maar we hoeven ook weer niet achter te lopen op het vlak van dienstverlening.”