De terreur van de tomaatboorder
Tomaten zijn onbetaalbaar geworden
Tomaten zijn al maanden peperduur. De hoge prijs wordt veroorzaakt door schaarste, het gevolg van een rupsenplaag. Een vlinder, met de exotische naam Neoleucinodes Elegantalis, legt haar eitjes in de bladeren van de tomaatplant. Als deze uitkomen, vreten de rupsen zich een weg naar het binnenste van de tomaat om er twee weken later weer uit te komen. Vervolgens spint de rups een cocon in de bladeren om zich te kunnen ontpoppen tot vlinder. Waarna het hele proces opnieuw begint. De rups is niet zozeer schadelijk, dat zijn vooral de gaten die deze tomaatboorder maakt: snelwegen voor bacteriën en schimmels.
Eigenlijk is het Surinaamse klimaat niet ideaal voor de teelt van tomaten, maar de groente is erg belangrijk voor het land. Tomaat is rijk aan vitamine C en lycopeen, een stof die kanker tegengaat, en daarnaast is het een basisproduct in veel gerechten en producten. De schaarste heeft daarom niet alleen invloed op het inkomen van de tomaatboeren, maar het heeft ook effect op handel en industrie.
Onderzoek
Zeven jaar geleden bleek een lading geïmporteerde tomaten uit Brazilië een rups als reisgenoot te hebben. Tegen beter weten in werden deze tomaten niet vernietigd, maar in de natuur gedumpt, waar de rupsen vrij spel hadden. Kort daarna zaten de meeste Surinaamse tomaten vol gaten en de boeren met hun handen in het haar. Het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV) onderzocht het probleem en vroeg hulp aan de Inter-American Institute for Cooperation on Agriculture (IICA). Omdat Brazilië met soortgelijke problemen kampte, zond de IICA een Braziliaanse expert op het gebied van insecticiden naar Suriname, Marina Branco. Deze onderzoekster constateerde dat beide landen geteisterd werden door dezelfde vlinder en adviseerde vervolgens LVV over de bestrijding.
Sindsdien is de afdeling Entomologie van het ministerie onder leiding van Maitrie Jagroep volop bezig een oplossing te zoeken. Met de informatie van Branco werd een huis-aan-huisactie opgezet om alle Surinaamse tomatenboeren in te lichten over het probleem, en om hen de snelste oplossing aan te bevelen, namelijk bespuiting met pesticiden. Ondertussen werd gezocht naar milieuvriendelijker bestrijdingsmethoden. Het onderzoek verliep voorspoedig, tot LVV op problemen stuitte. Het bleek namelijk dat bespuiten alleen de eitjes aantast, niet de vlinder zelf omdat deze niet in de aanplant leeft. Ten tweede worden aangetaste planten nog steeds in de natuur gedumpt en tot slot blijkt de rups resistentie op te bouwen voor bepaalde pesticiden. Tuinders spuiten te enthousiast in de hoop het probleem snel te verhelpen, iets wat helaas averechts werkt. Het is daarom belangrijk dat wordt geëxperimenteerd met andere bestrijdingsmethoden. Maar daar is geld voor nodig. En dat ontbreekt.
Bouwen op Brazilianen
In Brazilië zijn onderzoekers veel verder met natuurlijke bestrijding. Er zijn succesvolle experimenten uitgevoerd met kleine wespen, die de rupsen verjagen, en met een ‘feromoon’, een lokstof die de vlinders weglokt bij de tomaten. Suriname kan deze methoden niet zomaar overnemen, daarvoor is ook hier onderzoek nodig en zal moeten worden samengewerkt met het Braziliaanse onderzoeksbureau Embrapa. Om dit op poten te zetten, zijn helaas eerst bureaucratische hindernissen te nemen. Maitrie Jagroep moet een projectvoorstel indienen bij de regering voor samenwerking met Embrapa. Daarnaast is subsidie nodig voor de bouw van een proefkas en moet geschikt personeel worden aangenomen om veel onderzoek te doen. Dit alles gaat tijd kosten en met de huidige wisseling van de macht zal het vast niet sneller gaan. Daarnaast lijkt het ministerie tomaten niet als een basisproduct voor de Surinaamse bevolking te zien, waardoor het probleem geen prioriteit krijgt.
Een snellere aanpak zou wisselbouw kunnen zijn: Suriname verdelen in districten waar beurtelings tomaten gekweekt mogen worden, iets dat in Brazilië al gebeurt. Hierbij moet goed gelet worden op waarmee de boer afwisselt, want groenten zoals boulanger (aubergine) zijn ook geliefd bij de Neoleucinodes Elegantalis.
Kastuinbouw
Veelbelovend is het gebruik van kassen, maar een kas kost rond de 13.000 srd, iets dat niet iedere boer in een oude sok heeft zitten. Volgens Soeresh Algoe, coördinator van Regio Midden van LVV, kunnen de boeren daarvoor een lening aanvragen bij het Agrarisch Krediet Fonds, dat soepele regels hanteert, ook voor mensen die niet officieel grondeigenaar zijn. Naast het feit dat kassen de rupsenplaag kunnen tegengaan, zijn ze ook beter in de droge tijd en beschermt een kas uitstekend tegen hitte en felle zon. Veel boeren hebben het advies van LVV opgevolgd en zijn begonnen met de bouw van kassen, maar helaas gebeurt het nog niet in heel Suriname. Om de boeren een goedkoper alternatief te bieden, heeft Algoe de ‘SuriSombra kas’ ontworpen, een overkapping met landbouwplastic die vooral regen en zonlicht tegenhoudt: “We testen dit ontwerp nu en het lijkt een goed alternatief voor de dure kassen.”
Algoe meent dat verplichte registratie van landbouwers ook zou helpen. “Het is belangrijk dat boeren zich registeren als Good Agricultural Practiser, GAP; hierdoor krijgt het ministerie een overzicht en kunnen we bijhouden of ze zich aan de regels houden. Zo kan het gebruik van pesticiden beter worden gereguleerd.”
Hoofd op het Regiokantoor Midden in Kwatta is HumphryWarsodikromo. Hij werkt samen met de boeren en schippert tussen ministerie en praktijk. “De boeren hebben hun eigen methodes”, zegt hij een beetje boos, “wij adviseren nadrukkelijk dat ’s avonds gespoten moet worden, maar ze spuiten gewoon ’s ochtends.” Hij legt uit dat LVV daarvoor regels heeft. “Maar als de boeren zich hier niet aan houden, staat het ministerie machteloos, we zijn geen politieagenten in het veld.”
Het ministerie is afhankelijk van de eerlijkheid van de boeren, maar kan daar niet op vertrouwen. De biologische middelen die het ministerie adviseert, worden door de boeren geboycot. “Want daarmee gaat de rups pas na drie dagen dood omdat hij niet kan eten, de boeren willen meteen resultaat zien waardoor ze vasthouden aan chemische bespuiting”, aldus Warsodikromo.
Importeren dan maar?
Ook speelt de lage opleiding van boeren een rol. Veel tuinders hebben nooit gehoord van kostprijsberekening en van methodes om de productie te verhogen. Ze staan daardoor niet open voor adviezen omdat ze de voordelen niet inzien. Neem bijvoorbeeld tomatenboer Haridat te Kwatta. “Ik kan drie keer per jaar oogsten, want het duurt ongeveer drie maanden voordat de zaadjes zijn volgroeid.” De zaden worden eerst in plastic bakjes geplant om na een paar weken in het veld te worden overgeplant. Haridat zegt veel last te hebben van de tomaatboorder en daarom spuit hij met pesticiden, dit doet hij iedere dag, meestal in de middag. Op de vraag of hij heil ziet in het bouwen van een kas, antwoordt hij dat zoiets teveel gedoe is: “Het is veel te duur en er komt een boel papierwerk bij kijken.” Van een lening bij de Agrarische Krediet Bank heeft hij niet gehoord. “Ook lenen kost geld en daar heb ik geen zin in.” Haridat houdt liever vast aan de traditionele manier van landbouw, daarnaast zegt hij niet te weten waar hij de kas zou moeten neerzetten.
Cijfers
Lang voordat de tomaatboorder haar opmars begon, werd veertig procent van de tomatenoogst verkocht en zestig procent vernietigd. Volgens Warsodikromo was deze verhouding de laatste jaren juist verbeterd door introductie van een nieuw ras die meer tomaten geeft. Nu zou zeventig procent van de oogst voor verkoop kunnen zijn en dat kan nog beter als boeren de richtlijnen zouden volgen. In kastuinbouw ziet hij veel potentie omdat het veel problemen oplost. “Kassen hebben een kleinere capaciteit, maar daar staat tegenover dat het percentage verkoopbare tomaten aanzienlijk hoger wordt. Daarnaast is de boer niet seizoensgebonden waardoor hij vaker kan oogsten.”
Warsodikromo begrijpt dat boeren tegen de kosten op zien en gelooft daarom meer in wisselbouw, die het ministerie tegenwoordig zelfs als eis stelt. Maar ook van deze methode worden de boeren niet vrolijk: ‘Ik ben tomatenboer, wat moet ik anders verbouwen?’ vragen de boeren zich af.
De overheid staat niet te springen om tomaten te importeren omdat dit de eigen productie niet ten goede komt. “Toestemming om te importeren wordt daarom vrijwel nooit gegeven, maar helaas is er niet genoeg grenscontrole”, zegt Jo Muller, tuinbouwdeskundige van LVV. Daarnaast is volledig verbieden van import niet mogelijk omdat Suriname lid is van de World Trade Organisation (WTO). Dit betekent dat Suriname zich moet houden aan de regels van vrije wereldhandel: als ons land import weigert, kunnen Surinaamse producten in het buitenland ook worden geboycot. “Een enkeling is een drenkeling”, zegt Aroen Jadoenathmisier, hoofd van In- en Uitvoer bij Handel en Industrie. “Wij leven niet van toerisme zoals andere Caricom-landen, daarom moet de productiesector de motor van de Surinaamse economie zijn. Im- en export horen daarbij.”
Buitenlandse tomaten zijn eigenlijk nodig, want de nationale vrucht is immers te duur geworden, maar het probleem is dat bij import opnieuw ziektes en beestjes mee kunnen reizen, wat zeven jaar geleden bij de fatale lading Braziliaanse tomaten gebeurde. Gelukkig vallen tomaten onder ‘certificaatplichtige goederen’, waardoor bij import altijd een certificaat getoond moet worden. De douane en het ministerie van Handel en Industrie werken op dit punt nu meer samen en de controle is vrij optimaal. De kans op een nieuwe externe epidemie wordt hierdoor vrijwel uitgesloten. Helaas leeft de tomaatboorder hier al en kan het ministerie de bestrijding op dit moment niet voldoende aanpakken.