De tranen van Maho – Parbode Sneak Peek
In december 2016 dienden inheemsen een petitie in bij De Nationale Assemblée (DNA) om te bemiddelen dat de zandafgravingen in hun dorpsgebied stopgezet werden. Maar dat hielp niet. Anno 2018 is er nog altijd geen oplossing in de verhit geraakte strijd tussen het inheemse dorp Maho en verkavelaar Mohamed Adjied Abdoelrahman. De Maho-grondenrechtenkwestie sleept zich voort.
Greg Sitaram is advocaat en woordvoerder van verkavelaar Abdoelrahman. Hij maakt duidelijk: “Abdoelrahman wil het door de inheemsen betwiste deel van zijn wettelijk eigendom opgeven als de Staat Suriname hem in ruil daarvoor een soortgelijk stuk grond geeft. Mijn cliënt heeft het eigendomsrecht op alle grond van de plantage Aitnoch, die hij te goeder trouw van de wettelijke Nederlandse eigenaren heeft gekocht toen die hem aangeboden werd. Voor zover ik weet is het een zeventiende-eeuwse plantage.”
Bij Sitarams verdere redenering kon Parbode hem informatie over Maho voorhoude uit het document Tranen van het inheems volk Maho. Dat bevat een verslag over de grondenrechten van dit inheems dorp. Ook hebben we hem informatie uit een interview voorgelegd dat we hadden met het inheemse dorpsbestuur, onder wie hoofdbasja Claudia Kabenda, basja Gilliano Zaalman en adviseur Ibrahim Ligorie. Het vraaggesprek met Sitaram kreeg het karakter van een vruchtbare en oplossingsgerichte dialoog. De jurist had wel belangstelling voor de informatie.
Historie Maho
Hoofdbasja Claudia Kabenda en basja Gilliano Zaalman laten een passage uit het document Tranen van het inheems volk Maho zien. ‘Maho ligt in het district Saramacca, ongeveer 33 kilometer van Paramaribo.’ In opdracht van de Vereniging van Inheemse Dorpshoofden Suriname (VIDS) deed de antropoloog Zaïre van Arkel historisch onderzoek naar Maho en ontdekte dat het dorp zeker vanaf 1625 bestaat vanwege een officiële kaart gemaakt door H. Gerritz in opdracht van de koloniale overheid in Suriname. Het wordt aangeduid als ‘ Indiaans gebied en het dorp stond toen bekend als Moricho’.
Kabenda: “De inheemsen weten dat de plantage Aitnoch vlakbij ligt, maar de ondernemer Abdoelrahman is ver over de plantagegrens gegaan en was in het dorpsgebied zand aan het afgraven.”
Adviseur Ligorie vult aan: “Het Morichogebied lag bij Dungrukriki en de Mahokreek waar de leider zetelde. Ook de Krobia- en de Koemboekreek behoren tot het dorp. Omdat het dorpshoofd altijd aan de Mahokreek woonde, kreeg dit Kaliña (Caraïben) dorp op den duur ook de naam Maho.”
Kabenda: “De stichter van het dorp was Tonay, zoals het toen werd geschreven. Op den duur werd de naam als Toenaë gespeld en het werd een familienaam voor zijn kinderen. Tonay werd in zijn tijd geroemd als een van de slimste en sterkste inheemse leiders.”
“De huidige dorpskapitein Astrid Toenaë komt uit de bloedlijn van het eerste dorpshoofd Tonay”, vertelt Ligorie.
De hoofdbasja: “Dat het dorp vanaf de zeventiende eeuw voortdurend bewoond is gebleven, blijkt uit documenten, bijvoorbeeld de koloniale installatie van kapitein Anthonie van Maho in 1875. In het RK doopregister van 1902 lezen we namen van mensen van wie de nazaten nog in Maho wonen: zoals Ida Maria Kabenda, mijn oma.”
Plantage Aitnoch
Terug naar advocaat Sitaram. Hij stelt: “Plantage Aitnoch is eigendomsgrond, daarom staat mijn cliënt sterk en verdedig ik hem. Dat zou in het geval van grondhuur niet het geval zijn. Voornoemde plantage is nooit van de Staat Suriname geweest.”
Wat u daar zegt klopt niet, want de grond was van de kolonie Suriname. De koloniale gezagsdragers gaven elke ondernemende blanke of Jood die een plantage wilde beginnen gratis een groot stuk grond in eigendom. Aangezien het hun eigendom was, verkochten de eigenaren soms hun plantages, zo blijkt uit inventarislijsten en taxaties van 350 jaar geleden.
Sitaram over de locatie van plantage Aitnoch: “Ik kan u alvast zeggen dat mijn cliënt geen kreek heeft op zijn terrein.”
Dat zegt niet alles, het landschap kan veranderen, rivieren en kreken verschuiven vele meters door de eeuwen heen. Maar hier gaat het om zandafgravingen op een terrein dat de inheemsen kennen als dorpsterrein.
Sitaram: “Mijn cliënt heeft een officiële kaart van het GLIS. Zijn terrein is gemeten door een landmeter en hij mag graven waar hij wil op zijn eigendom.”
Zelfs op een weg die de Staat heeft aangelegd, dus a kan broko lantidan?
Sitaram: “Er is geen sprake van lantidan, er loopt geen weg door de plantage.”
Het dorpsbestuur liet een foto zien van een weg die begint in het naastgelegen Saramaccaans marrondorp Maho. Het is de verbindingsweg naar en door het inheems dorp Maho. Basja Zaalman zei: ‘De weg werd aangelegd opdat de Saramaccaanse kinderen veilig kunnen lopen naar de lagere school in inheems Maho. Dit gebeurde zonder betrokkenheid van de inheemse dorpsbewoners en op aandringen van dc Laksmienarain Doebay’. Op een foto is te zien hoe minister Dikan van Regionale Ontwikkeling het lintje doorknipt en de weg, die door lanti (de Staat) is aangelegd openstelt, . Daarom dus lantidan. Een deel daarvan is uitgegraven door uw cliënt en daarna weer dichtgegooid door de dorpsbewoners, waarna het weer uitgegraven werd in opdracht van Abdoelrahman. Daarna zou de graafmachine van uw cliënt in brand zijn gestoken en als tegenreactie zou het kamp van de hoofdbasja van Maho in de fik zijn gezet?”
Sitaram: “We hebben twee zaken lopen met Maho. In de strafzaak is het voorlopig afwachten. Abdoelrahmans graafmachine van 50 duizend euro is in brand gestoken, de motor is ontploft, de machine is onbruikbaar. Mijn cliënt heeft daarvan aangifte gedaan bij de politie en wacht op de uitslag van hun onderzoek en de daaropvolgende rechtszaak. Abdoelrahman wil nooit eigen rechter spelen en laat ook deze kwestie over aan de Justitie. Dat het kamp van de hoofdbasya ook is afgebrand, zie ik als een afleidingsmanoeuvre. En het is niet te vergelijken, een kamp kost hooguit duizend euro.”
Lees het hele artikel in het juninummer van Parbode