Desi Bouterse
In Desi Bouterse. Een Surinaamse tragedie gaat Pepijn Reeser op zoek naar een genuanceerd beeld over zijn hoofdfiguur, tussen braaf en boef zogezegd. Reeser is historicus, was onderzoeker voor het Surinaams Museum in Paramaribo en publiceerde eerder een boek over erfgoed en musea in Suriname. Hij vraagt zich af hoe Bouterse gevormd is door het koloniale verleden, wat het precies betekende om op te groeien in een land dat driehonderd jaar lang een wingewest en kolonie is geweest en hoe dit doorwerkte toen hij zelf de macht kreeg. Hoofdstukken over het koloniaal verleden wisselt de auteur af met hoofdstukken over het leven van de hoofdpersoon en de recente geschiedenis. Om het koloniaal verleden in beeld te brengen, neemt Reeser ons twee eeuwen mee terug in de tijd. We maken kennis met de eerste Bouterse in ons land, een jonge Zeeuwse militair. Kole Jan is zijn voornaam. Hij krijgt met de slavin Frederika vijf kinderen waaronder dochter Georgtina. Zij krijgt vier zonen Albert, Cornelis, Henri en Emile. Zoon Henri trouwt met een Indiaanse vrouw. Zij krijgen vier kinderen, Henriette, Baltus, Franklin en Desiré Juliaan, de vader van Desiré Delano Bouterse.
Desiré Delano gaat van zijn geboorteplaats La Rencontre naar Cassipora, vervolgens naar Abrabroki om, vader geeft niet thuis, moeder geeft niet thuis, terecht te komen in het internaat bij de fraters van Tilburg. Met een mulo-diploma op zak vindt hij zijn eerste baan in een transmigratiedorp en daarna in Mariënburg. In 1966 vertrekt hij naar Nederland, zijn vriendin Ingrid
achterna. Van Amsterdam naar Dordrecht en de opleidingskazerne in Weert. Vervolgens naar Den Bosch en Havelte.
Bouterse maakt carrière, klimt op van soldaat naar korporaal en sergeant, trouwt met Ingrid, verhuist naar Havelterberg, Steenwijk en Seedorf in Duitsland. Na zeven jaren keert hij terug naar zijn geboorteland, vol goede bedoelingen, zoals velen in die tijd. De hoofdstukken die volgen over de onafhankelijkheid, de staatsgreep, en de rol van Valk, die overigens nog steeds niet duidelijk wordt, kunnen zo de Surinaamse geschiedenisboeken in. De goede bedoelingen van de coupplegers staan nog recht overeind.
Alle hele en halve pogingen om de macht te houden, of over te nemen, met list en geweld, doen bij de bevolking twijfels rijzen over die goede bedoelingen. Na de decembermoorden slaat de twijfel om in afgrijzen. De rol van Bouterse in dit drama, was hij er wel, of niet, schoot hij wel of niet, blijft onzeker. De volgende hoofdstukken herkennen we uit eigen beleving. De beschrijving van gebeurtenissen is consciëntieus en zonder het dedain waarmee Nederlandse journalisten nogal eens behept zijn. Uiteindelijk komt Reeser tot de conclusie dat Bouterse onderdeel werd van het systeem dat hij wilde bestrijden. ‘Hij bleef uiteindelijk met vuile handen achter, terwijl zijn gedroomde Suriname nooit ontstond.’
De auteur schetst een intrigerend beeld van het leven van Bouterse en zijn voorouders en van het tijdsgewricht waarin zij leefden. Twee voorbeelden, over het leven van een Nederlandse militair in het midden van de negentiende eeuw en over het leven in ons land in het midden van de twintigste eeuw. ‘De soldaten mogen officieel het terrein niet af, op de binnenplaats lopen meerdere vrouwen met koopwaar rond. Ze verkopen boter, kaas, varkenskluifjes en gebak en schenken koffie voor 1 cent per kom. Het is een welkome aanvulling
op het eentonige rantsoen van brood, soep en een ratje-toe van aardappel en groente.’
‘In de supermarkten lagen de schappen vol met Van Nelle-thee, Hagkoffie, Calvé-slasaus, margarine van Blue Band, chocolade van Verkade, ontbijtkoek en kandijkoek, Kingpepermunt, Unox-soep in blik en Fries Meisje-koffiemelk. De levensmiddelen werden bewaard in ijskasten van Europese makelij. Fietsen van het merk Union, Batavus of Sparta stonden voor huizen die met verf van Flexa of Sikkens waren beschilderd.’
Een kleine onjuistheid komen we tegen in het hoofdstuk ‘Paramaribo 1964 – 1968’: ‘…wie een Surinaams paspoort bezat, mocht daarmee onbeperkt in Holland wonen en werken… ’. Vóór 1975 hadden inwoners van Suriname een Nederlands paspoort. Reeser haalt als geschiedvorser werkelijk alles uit de kast. Maar ‘wanneer het over Bouterse gaat, is Suriname een gesloten, soms vijandige samenleving..’ Tja, Bouterse komt niet uit de kast, evenmin als zijn naaste omgeving. Het laatste woord is nog niet geschreven.
Desi Bouterse. Een Surinaamse tragedie, Pepijn Reeser, 2015, Prometheus Bert Bakker, ISBN 978 90 351 4180 3