Doksenclub van eigenwijze bakra
Gerard van den Bergh (53) besloot enige tijd geleden om Nederland te verlaten en naar het geboorteland van zijn vrouw te trekken, Suriname. In 2010 was hun huis in Lelydorp gebouwd en verhuisden ze. Gerard wilde eigenlijk ‘lekker gaan niksen’ en genieten van zijn pensioen. De verveling sloeg echter snel toe. Als hobby besloot hij doksen, muskuseenden in het Nederlands, te gaan kweken. Nu, drie jaar later, heeft hij een sterk groeiend en stabiel bedrijf.
De Doksenclub ligt aan het eind van de Libanonweg, in een uithoek van Lelydorp. De taxi wringt zich als een slang langs de vele bulten en diepe plassen in het wegdek, die een gemakkelijke doorgang onmogelijk maken. Net als je denkt dat je diep in het binnenland bent terechtgekomen, zie je de oprit van het landgoed Van den Bergh, oprichter van de Doksenclub. “Toen we besloten hadden om naar Suriname te verhuizen, wisten we al dat we niet in de stad wilden wonen”, vertelt Gerard. “Dat was ons te druk. Ik wilde een stuk land van minstens vijfduizend vierkante meter. Toen we bij dit perceel aankwamen, zijn we onmiddellijk weer vertrokken, zonder een kijkje te nemen. Het was 23 hectare groot, had geen water en geen stroom en de weg ernaartoe was barslecht. Dat zag ik niet zitten, maar na enkele maanden hadden we nog steeds niets gevonden, dus heb ik een bod gedaan. We hebben een bron laten boren en elektriciteit laten aanleggen, want dat liep slechts tot aan de brug. Daarna hebben we ons huis laten bouwen en in 2010 zijn mijn vrouw en ik officieel uit Nederland vertrokken.”
De aanhouder wint
Gerard was in Nederland directeur onroerend goed bij olieproducent Gulf. Eenmaal gesetteld in Lelydorp sloeg de verveling al snel toe. Hij begon met het kweken van doksen. Iets wat door velen afgeraden werd. Gerard: “Ik wist niet wat een doks was en ik wist ook niets van pluimvee af. Ik begon te researchen en ondervond al snel dat een doks niet zo gemakkelijk te verkrijgen was in Suriname. Er was namelijk helemaal geen continuïteit. Soms waren ze te krijgen, soms niet en bovendien waren de doksen hier vaak taai. Dertig doksen bestellen voor een trouwerij bijvoorbeeld was onmogelijk. Restaurant Roopram importeerde zelfs vanuit het buitenland. Dat was voor mij reden om zelf te gaan kweken. “We startten eerst met natuurlijke kweek van doksen. Je koopt een doksie (vrouwelijke doks) en een doksa (mannelijke doks) en laat ze paren. Ook daarbij was geen sprake van continuïteit. Soms had je veertig eieren, dan tien en de week erop weer tachtig. Die continuïteit is net belangrijk als je een degelijk bedrijf wilt opstarten. Het tweede probleem was het uitbroeden van de doksaeieren. Dat is het moeilijkste wat er is. Er zijn hier ondernemers geweest die me letterlijk en figuurlijk uitlachten en zeiden: ‘Eigenwijze Bakra, een doksaei kan je niet uitbroeden.’ “Ik heb anderhalf jaar van alles geprobeerd. Zelfs eieren wassen met vaatwastabletten. Ook mijn vrouw zei na een tijd dat ik er beter mee kon stoppen. Maar ik wilde niet opgeven. Men kan met een raket naar de maan vliegen, maar een eitje uitbroeden zou niet gaan? Ik bleef volhouden. Uiteindelijk lukte het met behulp van broedmachines, dan gaat de bal aan het rollen en verbeter je het resultaat elke keer. Op den duur heb je een bedrijf en dan gaat het hard.”
Doksie, doksa
Doksen worden voornamelijk gegeten door Hindostanen. Je zal ze dus vooral vinden in de vele rotishops in Suriname. Maar Gerard wil in zo veel mogelijk restaurants en winkels zijn doksen zien liggen. “Toen ik mijn businessplan schreef, dacht ik dat de horeca van essentieel belang zou zijn en de supermarkten van ondergeschikt belang”, zegt Gerard, “en daar zat ik blijkbaar fout, want het is juist andersom. Het aantal doksen dat je verkoopt aan restaurants valt in het niets in vergelijking met de aantallen die je verkoopt in een supermarkt. Het probleem dat we hadden in het begin was dat velen het verschil tussen een doks en een kwa kwa niet kennen. Als ik mijn doks in de Chinese supermarkten ging aanbieden, dan zeiden ze me dat ze die al hadden liggen. Toen ik ging kijken bleek het kwa kwa te zijn. We waren genoodzaakt om een brochure te maken in het Chinees die de verschillen tussen beide uitlegt. Dit heeft ons enorm vooruit geholpen en we krijgen er steeds meer en meer winkels bij.” Gerard laat zijn dokseieren overkomen uit Frankrijk van het internationaal gekende bedrijf Grimaud Frères Sélection, want met de Surinaamse eieren zijn er problemen. “De doksen van Suriname zijn verbasterd door de inteelt”, getuigt Gerard, “dat noemen ze hier krua krua. Door de jaren heen zijn de doksen en de kwa kwa steeds kleiner en kleiner geworden en gaat de kwaliteit meer en meer achteruit. “Een lokale doksa heeft 22 tot 26 weken nodig eer hij volgroeid is en dan weegt hij slechts drie kilogram, die kan je dan voor zeventig of tachtig srd verkopen. Zo verdien je geen geld. Bij ons zijn ze vijf kilogram na amper twaalf weken. Dat wil zeggen dat we ze half zo veel voer moeten geven en dat bespaart veel kosten. De oude Surinaamse kwekers zijn nog heel traditioneel op dat vlak. Grootvader en vader deden het op een bepaalde manier, dus zij doen het ook zo. In hun ogen is het onmogelijk om een doks van vijf kilogram te hebben op slechts twaalf weken, want zoiets hebben ze nog nooit gezien in de twintig jaren dat ze in de business zitten. Men kan het vergelijken met vijftig of zestig jaar geleden toen er nog geen slachtkippen waren in Suriname. In het begin werd het ook onmogelijk geacht dat een kip zo groot kon worden en was men ervan overtuigd dat ze hormonen ingespoten kregen. Vandaag is de slachtkip niet meer weg te denken en in enkele jaren zal dat ook voor de doks gelden.”
Broodje aap
Gerard had het als blanke buitenlander niet altijd even gemakkelijk om zijn plannen te realiseren. Er kwam nogal eens wat kritiek zijn richting uit. “Er deed al snel een verhaal de ronde dat we hormonen zouden gebruiken om onze doksen zo dik te maken”, getuigt Gerard. “Plots stond STVS voor de deur met draaiende camera’s met de vraag of we hormonen gebruiken en of ze mochten komen filmen. Ik heb ze onmiddellijk binnen gevraagd. We hebben niets te verbergen, mensen mogen altijd langs komen en foto’s nemen. We doen alles zoals het hoort. We zijn een schoon bedrijf en zijn gecertificeerd. We kopen normaal voer, zonder hormonen of andere afval erin. Dat was dus een broodjeaapverhaal, maar dat onverwachte bezoek van STVS is omgeslagen in heel goede reclame.” Gerard denkt nog niet aan stoppen en pensioen, maar opvolging is al verzekerd. “Het werd steeds drukker op de farm en we hadden meer personeel nodig”, zegt hij. “We hadden het liefst familie binnen het bedrijf, dus sinds een maand of zes is mijn dochter met haar man en zoon ook verhuist naar Suriname. Dat geeft ons ook de gelegendheid om eens op reis te gaan, want vroeger, toen het enkel ik en mijn vrouw was, kon dat niet of we waren 150 doksen kwijt. Nu is er altijd iemand aanwezig op de farm en kunnen er geen doksen gaan vliegen. “Maar dit is een heel mooi bedrijf en ik ben nog niet snel van plan om ermee op te houden. Integendeel, ik hoop zelfs dat het een heel groot bedrijf zal worden, want het is leuk om het te zien groeien. Grond hebben we toch genoeg. Momenteel zijn we aan het uitbreiden door een tweede broedmachine aan te kopen. We hadden al veel groter kunnen zijn, had ik steun gekregen van een bank, maar op een lening hier in Suriname kan je niet rekenen. Je moet al een onderpand van één miljoen euro kunnen aanbieden om slechts tweehonderdduizend euro te lenen. Ik heb dus heel veel geld zelf moeten investeren in dit bedrijf. Zoiets doe je niet als het ondernemen niet in je bloed zit.”
Doksenweetjes
• Er worden jaarlijks gemiddeld 60.000 doksen verkocht
• De doksie (vrouwlijke doks) wordt na 77 dagen geslacht en drinkt in die tijd 22 liter water, de doksa (mannelijke doks) na 91 dagen en drinkt 45 liter water
• Een doks eet 2,75 maal zijn eigen gewicht aan voer op. Een doks van vijf kilogram eet dus 13,75 kg in zijn leven
Verschil tussen doks en kwa kwa
Er zijn enkele essentiële verschillen tussen een doks (of muskuseend) en een kwa kwa (of pekingeend). Om te beginnen komen ze uit verschillende delen van de wereld. De doks komt uit Midden- en Zuid-Amerika en werd vanaf de zestiende eeuw naar Europa geëxporteerd. De naam van de pekingeend verklapt waar de eend vandaan komt, namelijk uit de Chinese hoofdstad Peking (Beijing). Sinds de dertiende eeuw wordt de eend er smakelijk opgepeuzeld. In Suriname wordt de doks voornamelijk gegeten door Hindostanen en verkocht in hun rotishops. De kwa kwa kan je vooral kopen in de Chinese winkels en restaurants. Ook in het groeiproces zijn er verschillen. De doks heeft een broedtijd van 35 dagen en een kweektijd van 77 tot 91 dagen. Bij de kwa kwa is dat respectievelijk 28 dagen voor de broedtijd en 42 tot 56 dagen kweektijd. Dit zorgt ervoor dat een kwa kwa een kilo lichter is dan een doks. De verschillen zijn ook te proeven. Een kwa kwa smaakt veel zoeter dan een muskuseend.
Van het ei tot op het bord
• De eieren worden geïmporteerd uit Frankrijk. Ze vliegen vanuit het hoofdkantoor van Grimaud Frères Sélection in Roussay, via Amsterdam, naar Suriname. Grimaud is een wereldwijde pluimveekwekerij met een uitstekende reputatie.
• Eenmaal aangekomen bij de Doksenclub in Lelydorp gaan de eieren de broedmachine in voor 35 dagen. De broedmachine heeft een slaagpercentage van 89,9 procent.
• Als de vijfduizend kuikens eenmaal uitgekomen zijn, gaan ze enkele weken het Kuikenhok in, waar het continu dertig graden Celsius is, zodat ze niet sterven aan onderkoeling.
• Hierna verhuizen ze naar het Doksenhok. In dit droge hok (uitwerpselen vallen door roosters naar beneden) ligt de temperatuur lager en hier blijven de doksen tot ze slachtklaar zijn.
• Alle doksen worden op de boerderij geslacht en gaan onmiddellijk de vriezer in.
• Hierna worden de doksen gedistribueerd en verkocht aan supermarkten en restaurants over het hele land.