Dossier: Essay: Waarom andere partijen niet aan de macht komen Politiek: dope voor het volk – Parbode Sneak Peek
De kiezer stapt vastberaden het stemhokje in. Het rode schrijfgerei zweeft tussen duim en vingers boven het stembiljet. Al drie generaties stemt zijn familie op deze partij, dus hij weet waar het kruisje moet. Dan een zweem van twijfel: mijn loon is sinds enkele jaren halverwege de maand op. Maar ze hebben toch gelijk: er wordt te veel gezeurd over schulden. Regeren kost nu eenmaal geld. Trouwens, ze hebben ons echt geholpen met die pakketten. Strijdlustig treft de rode punt zijn doel: dezelfde partij, dezelfde lijsttrekker.
Hoe kunnen onze mensen zo oerdom zijn om wéér op ze te stemmen? Deze vertwijfeling duikt elke vijf jaar in ons land op. Ongeacht de regerende partijen. De oorzaak schuilt in een momentopname van emotie, die kan uitmonden in massale stommiteit. De aanhang verkiest een bekende corrupte politicus die slecht regeert boven een deskundige onbekende met schone vingers die pas de arena betreedt. Als een masochistische verslaving, en welhaast erfelijk bovendien. De oorzaak ligt mogelijk in onze hersenen.
Populisme
Als religie, zoals Karl Marx in de negentiende eeuw zei, opium voor het volk is, dan is de politiek een andere drug. Soms generaties lang dezelfde partij aanhangen, zonder dat die werkelijk verbetering brengt komt niet voort uit ratio. ‘Mijn opa was zijn leven lang NPS’er’. ‘De NDP is ons ‘huis’. ‘Wij stemmen altijd VHP’. Marx had niet vermoedelijk niet voorzien dat opium vervangen zou worden door een andere drug: populisme. Het aantrekken van massa’s door inspelen op emoties. In Zuid-Amerika wordt populisme in één adem genoemd met socialisme. Dat populisme niet voorbehouden is aan socialisten bewijst een Nederlandse politicus als Geert Wilders, die electoraal op de angst voor moslimmigranten teert. Hoewel onze huidige regering socialistische staten in de regio te vriend houdt, draait het bij massameetings in Suriname niet om linkse socialistische ideologie, maar om ‘puur populisme’. Geen duidelijke identiteit of richting, alleen die naar het pluche leidt. Daarin is zij niet de enige in ons land, getuige de beledigingen over en weer van politieke rivalen. Verstandelijke benaderingen blijven in de droeve, hoopvolle minderheid.
Brein als geloofsmachine
Een studie van de Amerikaanse historicus en psycholoog Michael Shermer vervat in zijn bestseller The believing brain, toont met scanonderzoek dat politiek fanatisme de emotionele kant van ons brein in actie brengt. Shermer beschrijft onze hersenen als een ‘geloofsmachine’. De rationele hersendelen staan bij de aanhanger die over ‘zijn partij’ praat, op een laag pitje. Wordt de fanatiekeling geconfronteerd met verkeerde dingen die ‘zijn partij’ doet, dan ontkente hij ze. Op dat moment geeft het beloningscentrum van zijn brein een stoot dopamine af, een neurotransmitter die euforische gevoelens teweegbrengt. Een overlevingsmechanisme, want het komt ook vrij bij eten, drinken en.seks. Iemand met dopaminegebrek, kan behoefte krijgen aan drugs. De hersenen maken bij overlevingsmechanismen geen onderscheid tussen hoog- of laaggeschoold. Dat het geloof in de goedheid partij niet strookt met de werkelijkheid van wat die uitvoert, maakt niet dan uit. Heeft Shermer gelijk, dan zorgt een verstandig politicus er voor dat de aanhang zo zielsveel van hem houdt dat die met alle plezier zijn fouten vergoeilijkt.
Lees het hele artikel in de juni-editie van Parbode.