Dossier: Staatspropaganda voor straffeloosheid
Geen Surinamer die de belangen van Suriname en de nationale eenheid boven het persoonlijke belang stelt, zou met een internationale drugsveroordeling op zak en de officiële status van hoofdverdachte in een moordproces, het presidentschap ambiëren. Wel Desi Bouterse. Terwijl hij nota bene weet dat volgens de Grondwet, degene die tegen de Grondwet heeft gehandeld, geen president mag worden. Onder het gesternte van deze Grondwet organiseerden Bouterse en de zijnen, volgens verklaringen van zijn veiligheidsman Melvin Linscheer, achter de rug om van de gekozen democratische regering (Shankar, red.), illegale gewapende groepen. Dat was uitlokking tot moord. Er is door die groepen ook gemoord. Bouterse en de zijnen pleegden onder deze Grondwet ook de zogeheten Telefooncoup tegen de gekozen regering.
Een Nationale Assemblée die niet aan de leiband liep van Bouterse, zou de waardigheid van het presidentschap en de constitutie hebben verdedigd. Zij zou hebben geluisterd naar de mensenrechtenorganisaties die de flagrante schending van de Grondwet, in 2010 en 2015, met de benoeming van Bouterse tot president, publiekelijk aan de kaak stelden. Het tegen de Grondwet en reputatie van Suriname in toch president worden had dan ook een onzuiver oogmerk: het frustreren van de vervolging van ernstige (politieke) misdrijven en duurzaam vestigen van de cultuur van straffeloosheid. Op vele hoge publieke functies benoemde de president-hoofdverdachte bevriende, veroordeelde drugscriminelen. Via de zelfamnestiewet – wetgeving ad hominem – en het misbruik maken van artikel 148 van de Grondwet, alsook middels openlijke intimidatie van de rechterlijke macht, deed de president-hoofdverdachte er alles aan het lopende 8-decemberstrafproces te obstrueren en te doen stopzetten. De agenda van de straffeloosheid betrof niet alleen de ernstige schendingen van de mensenrechten. Ook de bestuurlijke corruptie, witwassen en grote drugscriminaliteit mochten rekenen op de lankmoedigheid van openbaar bestuur. Sterker, effectieve instituten van rechtshandhaving, zoals de Counter Terror Intelligence Unit (CTIU), die viel onder de procureur-generaal, werden door Bouterses minister van Justitie en Politie, actief ondermijnd door personeel buiten de pg om aan de dienst te onttrekken. Dit gebeurde nadat de CTIU in samenwerking met buitenlandse politiediensten een harde klap hadden toegediend aan een drugsbaron die geldschieter was van de NDP. VHP-parlementariër Krishna Mathoera, een voormalig topfunctionaris bij de politie, had onderbouwd een verband gelegd tussen de exponentieel gestegen grote buitenlandse vangsten van cocaïne uit het Suriname onder Bouterse en de systematische ondergraving van de rechtshandhavende instituten in Suriname. In 2000 al had een Braziliaanse parlementaire enqûetecommissie geconcludeerd dat Desi Bouterse aan het hoofd stond van een drugskartel, dat op Braziliaans grondgebied gestolen wapens van het Surinaams leger ruilde tegen cocaïne van de guerrillagroep Farc uit Colombia. Veel later zou Ruben Rozendaal, in die tijd vertrouwenspersoon van Bouterse, publiekelijk de Braziliaanse lezing bevestigen. In datzelfde jaar concludeerde de Zuid-Afrikaanse rechtsgeleerde prof. mr. John Dugard, als amicus curiae (‘vriend van de rechtbank’, red. ) van het Amsterdams Gerechtshof, op basis van een uitgebreide studie en motivatie, dat de folteringen en moorden van 8 december 1982 kwalificeerden als misdrijven tegen de menselijkheid. Misdrijven tegen de menselijkheid behoren tot de ernstigste misdrijven. Evenals genocide en oorlogsmisdrijven worden ze door de Verenigde Naties tot internationale misdrijven gerekend. Internationaal geldt een vervolgingsplicht voor zulke misdrijven. Straffeloosheid, amnestie of gratie bij zulke ernstige misdrijven worden als klap in het gezicht van slachtoffers en nabestaanden, en een affront tegen de internationale rechtsorde beschouwd. Zeker bij zulke misdrijven geldt het mensenrecht op recht. De stelselmatige machtsuitoefening ter kwader trouw om uit puur eigenbelang het grondrecht op recht van slachtoffers, nabestaanden en verdachten, te vertrappen, stond en staat haaks op berouw, erkenning of compassie. Zij is de bestuurlijke expressie van de georganiseerde misdaad. ‘Dialoog en verzoening’ zijn voor zo’n macht slechts synoniemen voor manipulatie en straffeloosheid. Elke neutraliteit van Staat wordt daarbij onder de voet gelopen. Volstrekt in strijd met grondwet en strafrecht heerst onder de regering van de president-hoofdverdachte de staatspropaganda voor straffeloosheid.
‘Bastion Veere’
Nationale verzoening zonder aanhalingstekens is het proces van herstel van maatschappelijk vertrouwen na dictatuur en/of burgeroorlog, waarbij veelal ernstige mensenrechtenschendingen hebben plaatsgevonden. Centraal staat het tegemoet komen aan de behoeften en aspiraties van slachtoffers en nabestaanden. Herstel van de democratische rechtsstaat en strafrecht, onderzoek naar de folteringen, moorden en andere politiek gemotiveerde misdrijven (waarheidsvinding), vervolging van de schuldigen, respect voor gedenktekens en memorials, schadeloosstelling, verminderen van moreel leed door terugtrekking van daders uit het openbare leven, al deze maatregelen zijn voorbeelden van vormgeving aan het proces van nationale verzoening. Een van de belangrijke verworvenheden in het proces van nationale verzoening was het algemene respect voor de jaarlijkse 8-decemberherdenking in Paramaribo. De publieke ruimte werd die dag gelaten aan de nabestaanden, hun verdriet en hun hunkering naar gerechtigheid en genoegdoening voor hun geliefden. Dat proces vorderde in zijn connectiviteit zelfs zover dat een 8-decemberverdachte als Ruben Rozendaal, lid van de staatsgreep plegende Groep van 16, bescheiden aanschoof in de kerk om samen met de nabestaanden en andere vredelievende en democratische burgers de vijftien helden van 8 december 1982 te herdenken en steun aan de strijd voor gerechtigheid voor hen en hun families te betuigen. De 8-decemberherdenking werd verrijkt toen op 8 december 2009 de plaats delict in het Fort Zeelandia, mét de onthulling van een gedenkplaat door president Ronald Venetiaan, werd getransformeerd tot het Nationaal Monument Bastion Veere – 8 december 1982, nu in de volksmond ‘Bastion Veere’ genoemd. Dit officiële en nederige eerbetoon aan de vijftien slachtoffers door het staatshoofd van de republiek en opperbevelhebber van het Nationaal Leger, markeerde niet alleen het moment van officiële rehabilitatie van de slachtoffers. Met het onthullen van de gedenkplaat waarop het ‘Recht en waarheid maken vrij’ prijkt, betoonde de president ook de steun vanuit het democratische presidentschap voor de strijd om gerechtigheid voor de slachtoffers en hun nabestaanden. De 8-decemberherdenking was uitgegroeid tot moreel ijkpunt van het nationale leven: niemand kan ongestraft vrijheidsstrijders van het Surinaamse volk belasteren, folteren en vermoorden. Niemand kan ongestraft het recht op leven en het recht op fysieke en psychische integriteit van de Surinamers schenden. Echter, sinds een drietal jaren werd, verontrust door het momentum van het 8-decemberstrafproces, met steun van de paarse staatspropaganda een provocatie tegen deze verworvenheid van nationale verzoening – de 8-decembergedenkdag als dag voor gerechtigheid – georganiseerd.
Lees het hele artikel in het maartnummer van Parbode