Doventolk Rosita Etnel: ‘Gebarentaal is net als alle andere talen’ – Parbode Sneak Peek
Wanneer je met je wijsvinger en duim bij je neusvleugel tikt en vervolgens met dezelfde hand een vuist maakt en achter je hoofd plaatst, dan weten de meeste doven in Suriname dat je praat over doventolk Rosita, want dat is haar gebarennaam. Inmiddels is de ‘moeder van de doven’, Rosita Etnel-Sewcharan (67), uitgegroeid tot een van de bekendste gezichten in de samenleving.
Tekst Stephanie Waridjan
Rosita Etnel-Sewcharan was in de afgelopen maanden veel te zien in verkiezingsprogramma’s en bij de live-persconferenties van het COVID-19 Managementteam. Haar gezichtsuitdrukking is in harmonie met de gebaren van haar handen en haar lichaamshouding om wat de spreker zegt zo goed mogelijk over te brengen. Ook de manier en toon waarop gesproken wordt, tracht ze zo goed mogelijk te vertalen.
“Als tolk fungeren is niet eenvoudig. Je moet je emotie niet laten zien. Ik ken de doven heel goed, maar je moet objectief blijven en niet jouw mening geven tijdens het tolken of partijdig zijn. Je moet niet bemoeien”, benadrukt Etnel.
Dat principe is ook haar leidraad wanneer ze bij rechtszaken moet tolken. Improvisatie is vaak noodzakelijk, vooral als de doven geen of een gebrekkige scholing hebben gehad. “Je moet dan best creatief en duidelijk zijn, zodat ze niet benadeeld worden. Een dove meneer die nooit naar school was gegaan had een vogel gestolen. Ik gebaarde toen een vliegbeweging in de ruimte. Weer een andere begreep helemaal niets, dus heb ik de volgende dag bij het proces-verbaal tekenmateriaal en verschillende modellen wapens meegenomen.” Etnel heeft ook gênante momenten achter de groene tafel meegemaakt. “Bij een verkrachtingszaak moest ik vragen ‘Heb je seks gehad?’. Ik deed toen het bekende gebaar ‘diep naar binnen’ en beeldde ‘sperma’ uit. Dat vond ik heel moeilijk. Maar ik moest later wel erom lachen, en dacht, Rosita je hebt lef.”
Kennedy Stichting
Etnel ging op haar negentiende aan de slag bij de Kennedy Stichting. Ze was toen net geslaagd van het mulo. “Mijn grootmoeder, die verbonden was aan de Rooms-Katholieke kerk, heeft mij op een gegeven moment daar gebracht om er als groepsleidster te werken.” Later werd ze hoofd van het Kennedy Internaat en ging na ongeveer twintig jaar op haar zestigste met pensioen. Gebarentaal heeft ze bij de Kennedy Stichting geleerd, en in Nederland en Spanje heeft ze haar kennis kunnen opvijzelen. “Veel mensen vragen me wat mijn affiniteit met doven is. Ik heb geen speciale affiniteit met doven; ik heb niemand die doof is. Later bleek dat mijn schoonzus een doof kind had, maar dat was niet de reden. Ik ben er gewoon van gaan houden. Als er doven uit het buitenland naar de Kennedy Stichting kwamen, was ik altijd gierig om met ze te communiceren. Ik wilde laten zien: ‘ik kan het!’. Ik ben het tot iets van mezelf gaan maken. Zelfs wanneer ik thuis ben of ergens ga, gebaar ik automatisch met mijn handen. Mensen denken vaak dat ik zelf ook doof ben”, lacht ze.
Lees het hele artikel in het julinummer van Parbode