Driewekelijkse vrijheid
Iedere maand vertellen lezers over de eerste keer dat zij een scheve schaats reden…
Andreja (59)
“Mijn man zou voor zes weken met de kinderen naar Curaçao gaan om zijn ouders op te zoeken. Ik was blij met deze tijdelijke rust, er lag nog zoveel werk te wachten waarvoor ik eindelijk tijd zou hebben. We waren achttien jaar getrouwd en hadden drie opgroeiende kinderen. Ons seksleven was superspannend begonnen: hij ontmaagde me op een vlot op een riviertje. Konden we er de eerste jaren niet genoeg van krijgen, na dertien jaar huwelijk was het plezier er wel een beetje af.
Het werd bijna een verplicht nummertje op de zondagochtend. We wilden eigenlijk allebei wel eens iets anders, maar uit elkaar wilden we dus beslist niet. Zodoende had ik toestemming, wanneer zij weg waren naar Curaçao, ‘het’ te gaan doen. Ik was behoorlijk zenuwachtig, ging naar de film, ging naar een bar, liep in de Palmentuin. Maar wat voelde ik me verloren, wat vond ik de heren saai. Ze zeiden dan zoiets als ‘schatje, je wandelt?’ en brachten dan al heel snel dat ‘ding’ van ze onder mijn aandacht. Al vijf weken waren om, toen ik hoorde over een concert in de Palmentuin van Denise Jannah. Er was niet veel publiek op afgekomen, want het regende. Echter na een uur wachten hield de regen op en kon de muziek beginnen. Ik ging zitten luisteren op een steen. Na een paar nummers kwam een heer naar me toe en zei: ‘Als je op een steen zit, kan je niet echt naar muziek luisteren, kom je bij ons staan?’ Hij vroeg het zo vriendelijk, dus ik mengde me in het groepje heren. Het werd een uitbundig optreden onder een volle maan. Na afloop vroeg die heer of hij me naar huis mocht brengen, maar ineens durfde ik niet meer. Ik wilde ook niet mijn adres of telefoonnummer geven, ik nam gewoon afscheid, ging naar huis en huilde in bed. Een week later, de dag voor dat mijn gezin weer thuis zou komen, stond hij zomaar aan mijn poort. Alle straten had hij doorgefietst; ik bleek te hebben verteld dat ik in Zorg en Hoop woonde. Hij had me gezien, want ik zat bij het raam. Het was zo’n charmante man. We hebben die nacht gedanst en verder alleen gezoend. Het was zo opwindend: weer eens andere handen en andere lippen. Toen mijn man thuis kwam, heb ik het verteld. We zouden in de komende weken tot een paar eenvoudige afspraken komen: we mochten beiden eens in de drie weken ‘buiten’ gaan, maar moesten altijd een condoom gebruiken. We mochten alles aan elkaar vragen over hoe het was gegaan; je was vrij of je het wel of niet wilde vertellen, maar jokken was uit den boze. Veertien jaar lang zou ik mijn buitenman eens in de drie weken opzoeken. Thuis is er nooit ook maar één keer ruzie over geweest, net zo min als over de vrouw waar mijn man zo nu en dan naar toe ging. Ik denk omdat we ons altijd aan de afspraken hebben gehouden. Bovenal omdat we echt bij elkaar wilden blijven, van elkaar hielden. Inmiddels ben ik een oudere dame, mijn man is overleden en mijn lief komt niet meer. Ik ben toegekomen aan een rustiger leven, ook dat heeft een eigen schoonheid.”