Droom en werkelijkheid
Menno Marrenga woont al tientallen jaren langs de Boven-Surinamerivier. Hij deelt zijn belevenissen met de lezers
“Ik ging vaat wassen. Toen liep ik door het oerwoud. Er was een lange tunnel. Aan het eind was licht: een open plek, een grasveld en een beekje met helder water en zonnevlekjes. Ik wilde naar het strand aan de overkant, maar er lag een slang voor de brug, ik kon dus niet verder. En ik was naakt, had zelfs geen laarzen aan, dus pakte ik een stok en verjoeg de slang. Toen ging ik de brug over en kon ik vaat wassen.”
Toeristen willen verhalen horen over tijgers, krokodillen en slangen, daarom vertelde ik dit verhaal. Ze waren naar het toeristenkamp gekomen om het oerwoud en wilde beesten te zien, maar ze hadden de hele dag in een korjaal gezeten en niets gezien: geen krokodil, geen tijger, geen slang – helemaal niets. Daarom vroegen ze mij of die wilde beesten er wel waren en daarom vertelde ik dit verhaal. En ook omdat ze rum schonken, dat lust ik wel.
“Donkere tunnel, licht aan het eind, brug, slang, naakt zijn: een droom vol symbolen”, vond de man met het kalende hoofd en het sikje. “Het was geen droom”, zei ik. “Het is de zuivere waarheid.” De man met het sikje knikte. “Komt dat vaak voor, dat droom en werkelijkheid in elkaar over gaan?” Hij werkte bij een psychiatrische kliniek, had hij eerder op de avond verteld. De jongedame keek me met vochtige ogen aan en iemand anders schonk nog een keer rum bij. “Het is echt gebeurd”, hield ik vol. Maar dat maakte mij niet geloofwaardiger. Met deze symbolen, en dan een vervagend realiteitsbesef: niet best.
Ik herinner me niet precies meer hoe laat het werd, die avond. We kletsten over van alles, maar zij waren moe van de hele dag zon op het water en de ongemakkelijke zit in de korjaal. Ze waren op droomreis naar een eco-lodge in het ongerepte oerwoud. Maar ‘droomreis’ was ook maar een woord dat reclamejongens verzonnen hadden, net als ‘eco’ en ‘ongerept’: het klinkt geweldig, maar het slaat nergens op. Mensen met een saaie kantoorbaan dromen van wat anders, vaak van avonturen met wilde beesten in een oerwoud. Dit toeristenkamp belooft zulke dromen tot werkelijkheid te maken, dus komen ze hier naar toe.
Vanmorgen werd ik wakker met hoofdpijn. Ik besloot het vandaag rustig aan te doen. Niet direct gaan sleutelen aan machines, eerst naar het kreekje, lekker baden. Ik kan gerust in mijn blote niks naar de kreek lopen want niemand anders gebruikt dit bospad – de keerzijde is dat het snel dichtgroeit. Ik moet het hoognodig weer eens onderhouden: die slang had ik gisteren bijna niet gezien in het hoge gras. Daarom trok ik laarzen aan en nam het kapmes mee. Onder de grote bospapaja lag een hoop dorre bladeren. Dat is zo’n typische slangenplek. Ik ruimde de bladerhoop op, en ook de vermolmde boom iets verderop. Verder was het pad schoon: de kruinen van de bomen links en rechts raken elkaar, het is dus nogal donker en daarom schiet de ondergroei niet erg op. Maar aan het eind van het pad is de open plek, daar komt de zon wel en schiet het gras weelderig op. Met het kapmes maaide ik het en vooral bij de brug zorgde ik dat het flink kort werd.
De brug was een boomstam, die had ik een jaar of tien geleden over de kreek gelegd en nu was die half verrot en bij de voet ligt wel eens een labariaslang te zonnen – zoals gisteren dus. Toen ik het netjes schoongekapt had, liep ik de boomstam over, ging op het strand zitten en begon de pannen te schuren. Met dit fijne rivierzand gaat dat heel goed.
Terwijl ik aan het schuren was, dacht ik aan de toeristen. Ze zullen nog wel slapen. Zo’n hele dag in de volle zon, daar worden ze altijd wat koortsig van. En dan slapen in een hangmat, dat zijn ze niet gewend. En al die rum. Ik hoop maar dat ze goed slapen en niet al te akelig dromen.