Duizend Smaken van Terra
Negen maanden had hij gereisd en eindelijk was het zover. Hij had veel over deze plek gehoord: Suriname! Er woonden verschillende soorten mensen uit alle hoeken van de wereld. De mensen waren vriendelijk en het eten was er heerlijk en divers. De mensen van waar hij vandaan kwam zeiden dat hij de ‘duizend smaken van Terra’ kon proeven in Suriname. Velen van zijn wereld kwamen naar dit kleine landje om het aardse te ervaren en vooral hun smaakpapillen te verwennen. Nu was het zijn beurt
Hij voelde hoe hij naar buiten werd geduwd door de ‘proppers’ die mensen in en uit de transportcocons duwden. Hij knipperde met zijn ogen. Een fel licht verblindde hem en hij was nat. Was hij wel op de juiste plek aangekomen? Hij probeerde iets vast te pakken, maar zijn armen en handen leken slechts willekeurige bewegingen te maken. Hij voelde iets langwerpigs en hield het vast. Hij hoorde stemmen die dichtbij klonken, maar ook ver weg. “O John, kijk, hij heeft je vinger vastgepakt”, zei een bekende stem. “Evelien, we hebben een mooie zoon. En kijk eens, hij is echt een zoon van zijn vader.” Hij voelde een zachte tik op zijn ‘tolwoh’, en tegelijkertijd klonk er een soort gebolder of gerommel om hem heen. “We noemen hem Arnold”, zei die zwaardere stem die hij vreemd genoeg ook kende.
Arnold? Arnold? Wat was dat voor iets? Zijn naam was L’i. L’iGorhie, geen Arnold. Hij begon te schreeuwen van boosheid en onmacht. Hij probeerde op te staan maar kon nergens heen. Wild sloeg hij met zijn armen en benen, of beter gezegd beentjes. Hij had korte beentjes! Hij begon nog harder te schreeuwen en om zich heen te slaan. “Ik heet L’iGorhie! Ik kom van een andere wereld: de planeet Woowoojo. Ik ben met een moleculaire transportcocon naar Terra gekomen om het kleine landje Suriname te bezoeken. We komen allemaal hierheen, omdat het eten er zo lekker is. Ik wil eten! Ik wil eten!” Hij keek die ‘libiswos’ aan, maar ze zeiden alleen maar vertroetelende woorden alsof hij een of andere pasgeboren Woowoojaan was.
“John, hoor hoe hard hij schreeuwt. Dat is toch een goed teken? Of heeft hij honger? Zal ik hem eten geven?” Evelien pakte de baby vast en schoof het naar de borst om die te voeden. “Kom Arnold, eet.” L’i wilde niet. Hij kreeg een deel van het lichaam van die ‘oemwoh’ in zijn mond en voelde iets warms in zijn mond stromen. Hij spuugde het uit en begon te schreeuwen en te duwen. Evelien raakte in paniek. John stelde haar gerust en zei dat hij de nene zou halen. Ze was een oude Javaanse vrouw met veel rimpels. Mensen zeiden dat ze bloemen at. En gebakken insecten. John hoopte alleen maar dat ze raad wist met Arnold. Hij haastte zich naar het achterbalkon en liep luid de naam van de oude vrouw die verderop woonde, in een bos dat op hun erf aansloot.
Nene Djojo kwam een uur later de kamer binnen. Met grote ogen keek ze naar het wezentje dat John in zijn armen vasthield. “Awoo, Woo, Joh”, mompelde ze liefkozend. “Lieeee, kom bij me.” Nene Djojo nam het kind over van John. Ze begon te praten met Arnold in een vreemde taal. Babytaal? John ging bij Evelien op bed zitten. Samen keken ze toe hoe Nene Djojo het kind kalmeerde. L’i lachte naar de nene. Voor hem was ze J’ubiThanha. Hij wist nog goed dat ze negen maanden geleden naast hem stond op het vertrekplatform. J’ubi had naar hem gezwaaid voor ze haar transportcocon instapte. Ze waren even oud. Ze hadden zelfs ‘poenwoh’ en ‘tolwoh’ verenigd. Maar hier op Terra was hij een speenvarkentje en zij een harde kip!
J’ubi fluisterde zachtjes in de oren van L’i. “We zullen elkaar weer zien op WooWoojo. Dan zijn we weer even oud. Ruimte en tijd werken hier anders dan bij ons. Maar ik zal op je wachten, milobwoh”. Ze draaide zich om naar het koppel. “Geen gewone baby. Gaat veel eten, gekke dingen. Geen baby van hier. Baby van daar.” Ze wees naar boven, draaide zich om liep de deur uit. Toen John haar enkele dagen later ging zoeken, was er geen spoor van haar, noch haar huis te bekennen.
Evelien zat op haar schommelstoel en keek naar Arnold. Hij was nu tien. Die herinnering aan zijn geboorte en de nene stonden in haar geheugen gegrift. Iedere keer was ze wel benieuwd naar zijn culinaire rariteiten. De ene keer wilde hij een ‘pomelet’, een gebakken ei met pom erdoor. Gisteren vroeg hij om grit’bana ijs! Alsof hij haar gedachten kon horen, draaide hij zich om. “Vandaag wil ik bruine bonen met oker eten!” Evelien zuchtte diep. “Tjee, poti mi, da hoe ga ik dat nou maken?”
Bruine bonen met oker
Benodigdheden
- 1 blik bruine bonen
- 6 kleine okers en 4 tenen knoflook
- 1 ui en 2 takjes soepgroenten
- 1 paprika en 3 stuks laurierblad
- 1 halve borstfilet, in stukken gesneden
- Nootmuskaat, gember en een peper
- Zwarte peper en een eetlepel bouillonpoeder
- Bruine suiker, 1 eetlepel
Bereiding
Bak de in zout, zwarte peper en nootmuskaat gemarineerde stukjes kipfilet goudbruin. Voeg de knoflook, gember en ui toe. Voeg en klein beetje water toe en roer goed om, zodat de smaken vermengen en weer loskomen. Voeg de helft van de gehakte soepgroente, de laurierblaadjes, alle lontai en de peper toe. Breng op smaak met bouillonpoeder. Laat dit even opkoken en voeg dan de bruine bonen toe. Breng dit lichtjes aan de kook en voeg de helft van de gehakte paprika toe. Breng indien nodig verder op smaak met verse nootmuskaat, bouillonpoeder en suiker. Voeg dan de rest van de soepgroenten en paprika toe, leg de okers bovenop de bruine bonen en laat zachtjes doorkoken. Voor het opscheppen even doorroeren zodat okers goed mengen met bruine bonen. Serveer met rijst en pittige piccalilly. Nyan switi!