Dulari, de weg van mijn naam
Poëtische meisjesnamen als leidraad voor lamlendig leven
Het debuutvan Usha Marhé, over haar incestervaringen in haar jeugd (‘Tapu sjén/Bedek jeschande – Surinamers en incest’), heeft voor veel opschudding gezorgd, zekerbinnen de gesloten en van moralistische regels vergeven Hindoestaansegemeenschap. Dat was beslist dapper. Haar fictiedebuut heeft daarna even opzich laten wachten. Al in een eerdere catalogus van haar uitgever (Van Gennep)werd haar boek aangekondigd, met een andere titel (‘De godin van het huiselijkgeluk’) en een totaal ander omslag, maar kennelijk was het toen nog niet fit toprint.
‘Dulari, De weg van mijn naam’ omvat zes verhalen die, endat is mooi gevonden, als rode draad de voornaam van de vrouw hebben. Mooigevonden omdat, anders dan in veel westerse landen waar uit de willekeurigenamen de toptien wordt gekozen, of uit de lange rij van voorouders, en in diepreligieuze samenlevingen waar de jongetjes zonder uitzondering Jezus ofMohammed heten, binnen de Hindoestaanse families zeer creatief en poëtisch metde naamkeuze van kinderen wordt omgesprongen.
En de schrijfster geeft haar hoofdpersonen hun naam alsleidraad mee. Dat kan smartelijke gevolgen hebben, die dan ook meteen eenkijkje geven in de benepen en uiterst vrouwonvriendelijke Hindoestaanseverhoudingen. Zo krijgt haar oma, door een diepteleurgestelde schoonmoeder diezichzelf een kleinzoon had gewenst, de naam Manthorni mee: ‘zij die mijn hartgebroken heeft’. Marhé schrijft: ‘Een jongensleven was in de agrarischegemeenschap veel belangrijker dan een meisjesleven; hoe meer jongens, hoe meerzekerheid en oudedagsvoorziening’. Vandaar dat het, o zo welkome, eerst geborenbroertje van haar oma een naam kreeg met als betekenis ‘geluk der Goden’.
Nooit heeft haar oma geklaagd over haar naam, of over haarlot. Ze wilde niemand tot last zijn en deed haar plicht; ze baarde vier meisjesen zeven jongens, waarmee ze de zonde van een meisje als eerstgeborene meer dangoed maakte.
Er is helaas nog een rode draad door alle verhalen heen: deverstikkende regels en bepalingen waar vrouwen binnen die gemeenschap zich aandienen te houden, het simpele gegeven dat een vrouw, vergeleken bij een man,minder dan niets is. Zeker een pas getrouwde vrouw die ook nog eens bij haarschoonfamilie moet leven onder het juk van bazige vrouwen die eindelijk hunkans schoon zien. Met echtgenoten die ze te vroeg kregen (soms al op negen-, ofop veertienjarige leeftijd), niet zelf hadden uitgezocht, mannen die bijnazonder uitzondering bovenmatig drinken en hun vrouw om de meest onzinnigeredenen in elkaar rossen. Het roze schuim van de romantiek drijft over deBollywoodfilms (waar de modelvrouw ook een plaatje van sexy onderdanigheiddient te zijn) maar de bittere realiteit is dat, zelfs in deze tijd, veelHindoestaanse vrouwen ernstig onderdrukt worden en dat lot in stilte dragen.Dus wederom hulde voor schrijfster Marhé die de stilte durft te doorbreken.
Op de achterflap staat dat het hier dus een fictiedebuutbetreft. Maar ze wekt de indruk dat de meeste van haar verhalen puurautobiografisch zijn. Chowrie (meisje) werd ze genoemd, maar haar werkelijke naamluidde Radhawatie, of Radha, naar de geliefde van de verleidelijke god Krishna.Ze is, naar alle waarschijnlijkheid, de moeder van de schrijfster. Een moederdie als emigrant opgesloten zit, in zichzelf zowel als in Nederland. Die metdubbele maten meet, haar zoon toestaat om een vriendinnetje te hebben en daarongehuwd mee samen te laten wonen terwijl ze haar dochter verbiedt om zelfsmaar met een vriendje uit te gaan. Een moeder die zich daarom schaamt. Maar hetis de dochter die het gepeins van haar moeder opschrijft, verzint. Het is dedochter die zelf, nog deels gevangen in alle regeltjes, een rechtvaardiging ende goedkeuring van haar moeder zoekt.
Een vriend, die het boek net gelezen had, zei: ‘Er is niksmis met autobiografische verhalen, maar dan moet je wel wat te vertellenhebben.’ Een dochter die in het reine wil komen met haar moeder en deverstikkende elementen van haar cultuur, een dochter als een vrijbuiter dieregels overtreedt en tóch erkenning zoekt, je kunt begrip opbrengen voor datgeworstel, maar interessant genoeg voor een buitenstaander is het niet.
Er zit één juweeltje in het boek. Het staccato levensverhaalvan een Guyanese emigrante die zit te wachten op de thuiskomst van haar lievelingszoon.Schokkend door het gebrek aan opsmuk of geweeklaag. Vader dronk en sloeg,verkwanselde huis en huwelijk, kinderen zwierven van het ene naar het andereadres, geld voor onderwijs was er niet of nauwelijks, zelfs niet voor debroertjes, op haar veertiende getrouwd met een jaloerse klootzak die haar zómishandelde (omdat ze op een dag een broek droeg in plaats van een rok) dat deburen er keer op keer aan te pas moesten komen, verhuisd naar Suriname, werkenin de brandende zon om obé te plukken (voor palmolie oogst), later alsdienstmeid de voetveeg van rijke mevrouwen, van diefstal beschuldigd zodat haarwerkgeefster haar het achterstallige loon niet uit hoefde te betalen. Eenlevensverhaal dat eerder regel dan uitzondering moet zijn. Ter wille van dekinderen (en omdat je gestraft wordt voor een vermoedelijke misstap in eenvorig leven) verduren ze dat bestaan. Maar als je Marhé mag geloven, ga jebeter begrijpen waarom het zelfmoordcijfer onder Hindoestanen zo uitzonderlijkhoog is.
Usha Marhé, Dularì, De weg van mijn naam, uitgeverij Van Gennep ISBN 9789055157365/ NUR 301, Prijs € 16,90 |