Een souvereintje op de Blauwe Berg
Al lang voor de recreërende durfals in Bergendal aan een kabel tussen de bomen naar beneden begonnen te suizen, trok de voormalige plantage avonturiers. Onder hen Salomon Herbert Sanders. Hij stichtte de eerste goudmijn in Suriname, maar eindigde geketend aan een korenmolen.
Sanders werd geboren in Oldendorf, in het vorstendom Hessen en trad op vrij hoge leeftijd – hij was rond de veertig – bij de Sociëteit van Suriname in dienst. Hij reisde in het jaar 1716 samen met de nieuw aangestelde gouverneur Johan de Mahony (september 1716 – oktober 1717) naar Suriname. Van hem kreeg Sanders opdracht om voor de Sociëteit aan de Boven-Suriname naar goud te zoeken. Het was nog in de tijd dat de mythe van El Dorado (het goudland) rondwaarde. Op zijn verkenningstocht vond hij de Parnassus, later Blauwe Berg genoemd, geschikt om met het graven te beginnen. Nadat De Mahony het voorstel had goedgekeurd begon de als bergdirecteur benoemde Sanders met de exploitatie van de eerste goudmijn in Suriname. Na de dood van De Mahony werd zijn benoeming door diens opvolger, Johan Coetier (november 1718 – augustus 1720) bevestigd. Toen een opzienbarend bericht van een inheemse over goudvoorkomen aan de Corantijn het gouvernement bereikte, kreeg Sanders van Coetier opdracht om deze zaak te onderzoeken. Van deze expeditie is een door Sanders vervaardigde kaart van de rivier bewaard gebleven.
Nadat ook Coetier was overleden, arriveerde in maart 1722 Hendrik Temming als nieuwe gouverneur in Paramaribo. Hier had hij al vroeg contact met Sanders. Temming was in tegenstelling tot zijn voorgangers niet overtuigd van enig succes van de mijnbouwactiviteiten aan de Boven-Suriname. Hij reisde dan ook spoedig, in juli 1722, af om de militaire post (die sinds 1713 op de berg gevestigd was) en het mijnbouwkamp te inspecteren. Toen hij op 29 juli 1722 de Parnassus bereikte, zag hij zijn negatieve beeld van de opgeleverde en de te verwachten resultaten van goudwinning op deze plaats bevestigd. Temming schreef over zijn eerste bezoek aan de Parnassus:
‘Sanders heeft daar vele gebouwen gemaakt en is nog met het timmeren en metselen van een fraai woonhuis voor hem zelf bezig. Dit alles lijkt op een klein dorpje, gelegen aan een schone rivier. Enfin de vermakelijkste plaats van de gehele kolonie. Salomon Sanders leeft hier als een klein soevereintje.’
Geselpaal
Bovendien had boekhouder G. van Stockert door commies (een functie die het midden houdt tussen klerk en secretaris) C. de Hoij een berekening laten maken, waaruit bleek dat de bergwerkers, levensmiddelen en gereedschappen uit het landsmagazijn de Sociëteit vanaf het begin van de mijnbouw in augustus 1717 tot augustus 1722, een somma van 8.245 gulden plus dertienduizend gulden hadden gekost, zonder enig aantoonbaar resultaat.
Deze berekening, de persoonlijke indruk die Temming van Sanders had, en het bericht dat ook op Jodensavanne een planter zijn suikerwerk verwaarloosde en aan de goudkoorts dreigde te ‘verslaven’, waren voor hem aanleiding om Salomon Sanders te laten opsluiten. Op 3 mei 1723 was het dan ook afgelopen met de soevereiniteit van Sanders. Temming berichtte hierover aan de Sociëteit:
‘Den 3 may (1723) is Salomon Herman Sanders naer gedaenen Eijsch van den Heer Raad Fiscael door het Hoff van Policie gecondemneert om aen de geselpael geset te worden met een brief op sijn borst waerop geschreeven BEDRIEGER en vervolgens op de Fortresse Zelandia aen de moolen geslooten te worden omme daer aen te arbijden geduirende den tijdt van drie jaren, welcke sententie dan oock is geëxecuteert, en dien verkeerden Goudt soeker is teegenswoordig beesig met koorn te malen.’
Nog in hetzelfde jaar werd gouverneur Hendrik Temming de echte soeverein over de ‘vermakelijkste plaats van de gehele kolonie’ en de gebouwen van de voormalige goudmijn en stichtte daar de suikerplantage Berg en Dal.
Militaire post
Sinds 1713 was op de Parnassus, nu de Blauwe Berg, een militaire post tegen aanvallen van de Marrons gevestigd. Deze post werd pas na de vrede met de Saramaccaners in 1762 opgeheven en naar Victoria, verder stroomopwaarts verplaatst. Volgens de generale monsterrol (waarop de soldaten werden geregistreerd) was de post Parnassus Berg in het jaar 1723 met twaalf soldaten, waaronder één sergeant als commandeur, bezet.
TRANSCRIPTIE BIJ FOTO BERG 1721 |
|
Parnassus Berg. brandwacht waarvan een seeker gedeelte aan het boveneynde in’t hange (neiging) van de zelve berg met kost is beplant. Deze Parnassusbergh, daarvan wert gesegt dat dezelve westwaarts lang is omtrent een geheel uur langh.
Te deser plaatse recht over de Parnas berg is ook een Bergh geleege heel vlack opgaande en hoog. |
West zuyd west Linea loopende O:N:O landwaerts in hooge grond de Parnassusberg ligt omtrent zestien uren van Paramaribo. Figuuratieve afteijkening van een gedeelte den rivier Suriname beginnende van de oude Plantage van van den Poel tot boven de Parnasbergh. Aldus afgeteekent door mij onderget(ekend) gezwooren landmeeter van Surinamen. Parimaribo 18 maart 1721 Jacob Hengevelt |