Een stem voor blinden en slechtzienden
‘Blind’ is moeilijk te verkopen
Een stem voor slechtzienden
Wie blind is, kan uitstekend op eigen benen staan. Toch kan een steuntje in de rug geen kwaad. “Die blindenstok is geen wandelstok.”
Aniel Koendjbihari (45) is geboren met een visuele beperking en raakte vanaf zijn zesentwintigste volledig blind. Op zijn zestiende startte hij een pluimveebedrijf dat vijf jaar goed draaide, maar daarna door de slechte politieke tijden de nek werd omgedraaid. Hij leefde jaren in isolement: “De grootste uitdaging is om terug te komen in de samenleving als volwaardige burger. Dat je zelfstandig je ding kan doen, zonder afhankelijk te zijn van een ander.” Henk Plein (39) werd op zestienjarige leeftijd plotseling blind. De oorzaak is nooit achterhaald, maar dat maakte hem niet moedeloos: “Ik geloof dat ik blind ben geworden in dit leven om me in te zetten voor mensen met een visuele beperking. Ik sta in de startblokken om de eerste Surinaamse blinde dj te worden.” De twee heren zijn elk hun eigen belangenorganisatie gestart en winnen aan bekendheid door hun gouden inzet voor mensen met een beperking. Henk Plein noemt zichzelf de geestesvader van de Stichting van de Mens met een Visuele Beperking (SMVB). Aniel Koendjbihari (45) staat aan het hoofd van de tweejarige Stichting Wan Okasi, die zich inzet voor mensen met alle soorten beperkingen. Beiden hebben een gemeenschappelijk doel: andere mensen met een beperking stimuleren om een zelfstandig bestaan te leiden en uit het isolement te halen.
Nippertje
Tot enkele jaren geleden kende ons land één instelling die zich het lot van de blinden en slechtzienden zoals Plein en Koendjbihari aantrekt. De Nationale Stichting Blindenzorg Suriname (NSBS) bestaat al 46 jaar en staat onder leiding van Natasia Hanenberg- Agard. “De organisatie krijgt geen financiële steun van de overheid. We redden het elke maand en als we iets extra willen doen, wordt er een beroep gedaan op sponsors, middels het indienen van projecten.” Het blindencentrum is ontstaan in 1967 met Nederlandse hulp en kent drie hoofdtaken: ‘onderwijs en ontwikkeling’, ‘begeleiding en opvang’ en ‘public relations en awareness’. Het meest bekende onderdeel van het centrum is de Louis Brailleschool, een basisschool voor kinderen met een visuele beperking tussen vier en dertien jaar. “Mensen kunnen bij ons aankloppen voor verschillende soorten begeleiding”, getuigt Hanenberg- Agard. “We begeleiden studenten in het regulier onderwijs, ondersteunen mensen bij het vinden van een job en helpen kinderen buiten de stad een opvangplek te zoeken in Paramaribo bij familie of vrienden zodat zij naar school kunnen. Er zijn echter twee grote knelpunten die de vooruitgang van deze sociale zorg tegenhouden. Ten eerste weet niemand hoeveel mensen in Suriname blind zijn. Hanenberg-Agard: “We hanteren nog steeds het internationale cijfer dat drie tot vier procent van de bevolking een visuele beperking heeft. Bij de volkstellingen hebben ze echter nog nooit gevraagd naar beperkingen binnen het gezin. Ook dit jaar werd de vraag slechts sporadisch gesteld. We registreren wel iedereen die bij de NSBS aanklopt. Dat zijn er momenteel zo’n honderdvijftig. Het blindencentrum, dat aan de Dr. Sophie Redmondstraat gevestigd is, besteedt ook onvoldoende aandacht aan visueel beperkten buiten de hoofdstad, omdat we de middelen, noch het personeel ervoor hebben. Het internaat dat kinderen uit het binnenland opving, is al twee jaar gesloten door gebrek aan financiële middelen.”
Training leerkrachten
Dat brengt ons bij het tweede probleem: de overheid hecht bitter weinig belang aan deze doelgroep met speciale behoeften. “Leerkrachten die aan de Louis Brailleschool lesgeven”, vertelt Hanenberg-Agard, “zijn er geplaatst en worden betaald door de overheid, maar kregen geen trainingen in het speciaal onderwijs. Ze worden één voor één on the job getraind en moeten leren van de meer ervaren leerkrachten. Daarnaast krijgt de NSBS geen financiële middelen van de overheid. We leven voornamelijk op de inkomsten van verhuur van onze ruimtes en inkomsten van donaties. Elke maand redden we het op het nippertje, maar als er eens wat extra werken of reparaties uitgevoerd moeten worden, zijn we verplicht financiers te zoeken.” De doelgroep komt in opstand tegen deze patstelling en eist meer inspraak. “Het bestaan van het blindencentrum is nodig, maar de organisatie moet professioneler werken”, getuigt Koendjbihari. “Het centrum heeft nog te veel verschillende afdelingen en de belangen van de doelgroep worden te weinig behartigd door de raad van bestuur van het NSBS. Daarom heb ik Wan Okasi opgericht, om een stem voor de doelgroep te creëren. We focussen ons op een aantal punten zoals transport, werkgelegenheid en infrastructuur.”
Trimploop
Maar ook Wan Okasi en SMVB worstelen op hun beurt met financiële problemen. Henk Plein legt uit: “Het is moeilijk om in Suriname een organisatie op te richten voor mensen met een visuele beperking die ook geleid wordt door mensen met een beperking. Blind zijn hier is even moeilijk als in andere plekken van de wereld. Het enige verschil is dat de sociale voorzieningen hier heel beperkt zijn. De public awareness van de gemiddelde Surinamer ligt nog veel te laag, waardoor ‘blind’ heel moeilijk te verkopen is. Ook Hanenberg-Agard bevestigt dit: “Er is nog te weinig kennis over mensen met een beperking. Zo zijn er nog velen die niet beseffen wat een blindenstok is. Sommigen denken dat het om een wandelstok gaat in plaats van een hulpmiddel voor een blinde of slechtziende. Wij proberen vooral tijdens activiteiten de bekendheid van de doelgroep te vergroten. Zo hadden we onlangs een trimloop waar iedereen aan kon deelnemen en samen met de blinde deelnemers konden lopen. Door zo’n activiteiten gaat het besef langzaam rijpen dat mensen met een beperking ook bestaansrecht hebben Door dat gebrek aan kennis ondervinden mensen met een visuele beperking veel discriminatie, vooral tijdens het zoeken naar een baan. Henk Plein is zo iemand: “Ik solliciteerde op heel veel plekken voor jobs waarvan ik wist dat ik ze aankon, maar ik kreeg nauwelijks de gelegenheid om uit te leggen hoe ik dacht het werk te gaan doen. Ze zeiden me direct: ‘Meneer u bent blind, u kunt hier niet werken’. Als je blijft volharden, kom je er echter wel. Zo was ik de eerste blinde callagent in Suriname en nu werk ik al twee jaar op de afdeling preventie en voorlichting bij de politie.” Ook Koendjbihari heeft zichzelf teruggevochten in de maatschappij. “De technologische ontwikkelingen hebben daar enorm bij geholpen. Door computers met spraaksoftware wordt een hele nieuwe wereld voor je opengegooid. Je hebt plotseling toegang tot alle informatie waardoor je je kennis kan verruimen en weer kunt communiceren met de buitenwereld.” Inmiddels werkt hij al enige tijd als informaticus bij de NSBS en is hij radiopresentator bij Apinti en Radio Radika. “Je mag jezelf niet opstellen als een persoon die medelijden verdient. Je moet me behandelen zoals elke andere persoon en als ik een veeg uit de pan verdien, geef me die dan.”
Jobcoaching
De NSBS heeft ook hier een taak, die van jobcoaching. “We stimuleren mensen om werk te zoeken”, zegt Hanenberg-Agard, “we gaan mee tijdens het sollicitatiegesprek en praten met de werkgevers. Wordt de persoon in dienst genomen, dan gaan we verder met de begeleiding.” Mensen met een beperking die een job vinden, worden echter onmiddelijk afgestraft door de overheid. Plein: “Mijn maandelijkse uitkering van 350 srd werd ingetrokken toen ze hoorden dat ik werkzaam was. Wij hebben echter meer uitgaven dan een gewone mens zonder beperking. Om dit duidelijk te maken aan de overheid, zal er nog veel gedebatteerd moeten worden.” Plein ziet daarin een belangrijke taak voor zichzelf: “In 2015 wil ik plaatsnemen in het hoogste politieke orgaan van ons land en ook daar de stem van mensen met een beperking laten horen en het beleid zo beïnvloeden. De financiële steun voor mensen met een beperking moet opgetrokken worden naar een degelijk bestaansminimum en we moeten professioneler te werk gaan in het uitschrijven van een degelijk beleid.” Daarnaast geeft Plein nog een gouden raad mee aan mensen met een beperking: “Begin met jezelf voor de volle honderd procent te accepteren en geloof in jezelf. Met die basis ben je in staat om de wereld aan te kunnen.”