Eindelijk een minimumloon
.
Op de goede weg met 4,29 srd
In de nacht van donderdag 28 op vrijdag 29 augustus van vorig jaar nam De Nationale Assemblee drie sociale wetten aan. Daarmee werd de weg vrijgemaakt voor het instellen van een nationale Basiszorgverzekering (die al per 1 juli 2013 gedeeltelijk was ingevoerd), een pensioenregeling én de invoering van een wettelijk minimumuurloon. Over dat laatste hebben politici en beleidsmakers decennia gedaan.
Ruim tien jaar geleden leek het er ook al op dat een minimumloon er eindelijk zou komen. Toen stelde toenmalig minister Clifford Marica van Arbeid, Technologische Ontwikkeling en Milieu (ATM) de Commissie Minimumloon in. Die moest vooral ‘loononderzoek’ verrichten aan de
hand waarvan met het bedrijfsleven en de vakbeweging in overleg zou worden getreden om de hoogte van het minimumloon vast te stellen. Maar zoals wel vaker kwamen de partijen er niet uit. Toenmalig voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken (en huidig vicepresident) Ameerali kwam namens het bedrijfsleven met een voorstel van twee srd per uur. Hij wilde waarschijnlijk ook zijn eigen personeel bij Djinipi aan de strakke loonleiband houden. Deze fooi vonden de meeste vakcentrales onacceptabel, waarna weer lange tijd niets gebeurde.
Pas nadat de regering-Bouterse aantrad, werden de plannen opnieuw serieus bekeken. Uitgegaan werd van een minimumloon van tussen de drie en vijf srd per uur. Dat vond een deel van het bedrijfsleven uiteraard belachelijk hoog, want ondernemers willen vaak wel verdienen maar geen geld uitgeven. En zeker hun werknemers niet doen toekomen waar ze recht op hebben. Besloten werd het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS) een rekensom te laten maken. Dat becijferde dat een werknemer voor de minimale levensbehoeften
maandelijks 1.227,65 srd nodig heeft. Voor de vertaling naar een minimumuurloon werd uitgegaan van een zesdaagse werkweek van acht uur per dag.
Onvoorziene uitgaven
Toch schort er iets aan die berekening. Met enige goede wil kan je daar een gezin de hele maand van laten eten, de brandstof voor de brom van betalen en de kinderen naar school sturen, maar dan is de portemonnee aan het eind van de maand wel leeg. En dus blijft er niets meer over om de huur of hypotheek te betalen. Terwijl een goed dak boven het hoofd toch een van de minimale behoeften voor ieder mens is. En dan hebben we het nog niet eens over onvoorziene uitgaven, zoals reparaties aan een auto of vervanging van het gasfornuis. Waarom die uitgaven niet door het ABS zijn meeberekend, is onduidelijk.
Maar toch, er is een begin gemaakt door werkgevers te verplichten het personeel een minimale vergoeding te geven. Dat is al heel wat. Bovendien geldt voor winkelpersoneel dat zij 120 procent van het minimumloon uitbetaald moeten krijgen. Dat is prettig voor al die vrouwen en meisjes, vaak uit de volkswijken, die tot 1 januari minstens acht uur per dag moesten werken voor slechts dertig srd (3,75 srd per uur), daar hun busgeld nog van moesten betalen en bovendien niet de pech moesten hebben dat ze iets kapot lieten vallen. Want dat beschouwen veel winkeleigenaren niet als bedrijfsrisico; voor die schade draait de werknemer zelf op. Dan blijft er weinig over om de kinderen te eten te geven. Nu zijn de dames een stuk beter af met een uurloon van minimaal 5,14 srd per uur. Nog geen vetpot, maar wel beter dan het was.
Beter af
En nu al is bepaald dat het uurloon per 1 januari volgend jaar naar 5,22 srd gaat (voor winkelpersoneel 6,26 srd) en op 1 januari 2017 wordt het zelfs 6,14 srd (en 7,37). Dat begint ergens op te lijken. Voor werknemers in de horecasector en bij bewakingsbedrijven geldt zelfs dat zij 140 procent van het basisminimumloon krijgen, dus die zijn nog beter af.
Ons land heeft zich met de invoering van het minimumloon geschaard in de rij van veel andere landen in de wereld waar dat al veel langer bestaat. De verschillen zijn nog groot: Nederland hoort bijvoorbeeld tot de top met omgerekend 40,53 srd, maar in Indonesië kan een arbeider worden afgescheept met 0,80 srd (zie tabel). Dus vergeleken met de voormalige kolonisator komen we er maar bekaaid vanaf. Daar staat tegenover dat daar de kosten voor onder meer wonen en levensonderhoud vele malen hoger zijn. Maar vergelijk je het met Indonesië, dan kom je al snel tot de conclusie: ‘we hebben het hier zo slecht nog niet’.