Elfrieda Agnes Truideman-Noter (81)
Onze ouderen hebben een lang en vaak werkzaam
leven achter de rug. Met Parbode blikken ze terug
‘Ik heb in bijna alle straten gewoond’
Haar mooiste herinnering is aan de tijd samen met haar moeder en vier oudere zussen. “We zongen samen de sterren van de hemel. Mama hield erg van zingen en bracht dit op ons over. We hadden het niet breed vroeger, maar we hoefden nooit te wassen of het huis te boenen. Mama verwende ons. Ze leerde ons de noodzakelijke klusjes, maar buitte het nooit uit.” Elfrieda Agnes Truideman-Noter (81) zit in haar bescheiden huiskamertje in het keurig onderhouden Prinses Beatrix bejaardentehuis. Het erf is netjes geharkt en de voorkant van haar huisje wordt opgevrolijkt door kleurrijke potten met verschillende bloemen en planten. “Ik houd van groen. Toen ik in Coronie en Commewijne woonde, had ik genoeg ruimte om te planten. En in Coronie hadden we ook nog kippen”, lacht ze. Verhuizen is een rode draad door Elfrieda’s leven. “Ik heb er een hekel aan”, pruilt ze. “Mijn vader en moeder scheidden al toen ik twee jaar was. Hij was schoenmaker en mama was modiste. Ze maakte de mooiste trouwkleding, helemaal met de hand.” Maar het inkomen van haar ouders was niet genoeg om een vaste verblijfplaats voor het gezin te financieren. Daardoor verhuisde Elfrieda haar hele jeugd door de wijk Combé. “Ik heb in bijna alle straten gewoond. Het was vaak vervelend, maar we hielden elkaar op de been. Mijn vader zagen we iedere dag na schooltijd. Als we bij hem kwamen, had hij altijd wat lekkers voor ons. Op zaterdag gingen we samen wandelen en kregen we zakgeld. Helaas stierf hij al toen ik elf jaar was.” Elfrieda trouwde rond haar twintigste met Wilfred Truideman. Ze was op dat moment verpleegster en werkte in het ’s Lands Hospitaal. Wilfred was eerst metselaar, maar werkte daarna bij de politie. “En daar begon het. Hij werd uitgezonden naar Coronie voor zijn werk en ik ging met de vier kinderen met hem mee. Dat was een erg zware tijd voor me. Ik miste mama en mijn zussen verschrikkelijk. Ook de omslag van de stad naar het plattenland was groot voor me. Er was helemaal niets te doen! Mijn man was soms twee dagen achter elkaar weg en wanneer hij thuis kwam, had hij zijn eigen dingen: voetbal, badminton, wandelen met zijn vrienden. En ik zat daar maar”, vertelt ze verdrietig. Lezen was toen een grote troost voor Elfrieda. “Ik verslond werkelijk ieder boek. Het was zelfs een beetje verslavend. Soms las ik de hele nacht door.” Twee jaar later verhuisde het gezin, inmiddels met vijf kinderen, weer terug naar de stad. Dat was echter van korte duur; ze moesten al snel verkassen naar Nieuw-Amsterdam in Commewijne. Gelukkig beviel dit Elfrieda een stuk beter. “Er was veel ruimte voor de kinderen om te spelen en de stad was makkelijk bereikbaar. Ook kwamen er in het weekend veel mensen naar Commewijne om te wandelen. Op deze manier sprak ik veel oude kennissen.” Toch werd deze periode ook moeilijk voor haar. “Mijn zussen wilden om verschillende redenen naar Nederland emigreren. Een van hen had al die tijd bij mama ingewoond en haar verzorgd, dus het onvermijdelijke kwam: mama ging ook met hen mee. Maar ik kon niet met ze meegaan, want ik had hier mijn huwelijk en gezin. Mijn nieuwe baan heeft me door deze moeilijke tijd heen gesleept. Ik werkte in de stad bij het psychiatrisch kinderpaviljoen. Gewaardeerd werk met leuke collega’s. Hier ben ik tot mijn pensioen gebleven.” Elfrieda concludeert dat ze een prachtig leven heeft gehad. Haar enige wens is nog om volgend jaar haar zusters in Nederland op te zoeken. “Dat is wat mama ons altijd op het hart heeft gedrukt: laat elkaar nooit in de steek en blijf elkaar opzoeken. Daarom is het mijn wens om naar mijn laatste twee zussen in Nederland te gaan. Om weer samen te zingen en te praten, net als vroeger.”