Er hangt een vuiltje in de lucht Opgeruimd staat netjes? – Parbode Sneak Peek
“Ik werd er wel voor gewaarschuwd, maar je beseft het pas als je het zelf meemaakt”, vertelt Nathalie van Ams voor de deur van haar huis, dat op enkele honderden meters van vuilnisbelt Ornamibo verwijderd ligt. Op haar arm draagt ze haar eenjarig zoontje Natan, die met grote ogen luistert naar zijn mama. Deze uit haar ontevredenheid met krachtige stem. Maar vooral de verbazing is groot bij Van Ams: “Het stinkt écht hard!”
De vuilnisbelt in Houttuin ligt niet letterlijk naast de deur van Van Ams, maar desondanks is de stank ook hier een stoorzender in het dagelijkse leven van de vrouw. Twee jaar geleden kwam Van Ams hier wonen, en dat betreurt ze vandaag de dag ten zeerste. “Je denkt altijd dat het wel meevalt, maar dat doet het dus niet”, vertelt Van Ams. Ze wil graag verhuizen, maar de middelen zijn er nu eenmaal niet voor. “Dit is alles wat ik heb”, zegt ze bedroefd.
Elke dag leven met de indringende geur van verbrand plastic, rotte etensresten en gestorven dieren went niet. Ook niet na 25 jaar, getuigen Hendrik Tirtodikromo en zijn vrouw. “In het begin toen we hier kwamen wonen, was het niet zo erg. Maar de laatste jaren is het niet te harden”, vertelt hij. Vooral in de late avonduren en vroege ochtend is de familie gedwongen binnen te zitten, met de ramen gesloten. Dat zijn namelijk de uren waarop het afval illegaal wordt verbrand, getuigt Tirtodikromo. “Feestjes heb je hier niet. Twee over twaalf gaat iedereen naar huis en is het gedaan met de gezelligheid, alleen maar omdat de rook en de daarbij komende stank niet te harden is”, vertelt Tirtodikromo.
Wanneer de wind niet meezit of als het net geregend heeft, liggen de straten in de buurt van de vuilnisbelt er dood bij. Op straat zijn er bijna meer vliegen dan mensen te tellen, want deze zijn wel te vinden voor onaangename geurtjes. Ook ratten, kakkerlakken en aasgieren zijn gemakkelijk te spotten in de buurt van de vuilnisbelt. Het is allesbehalve een aangenaam, hygiёnisch leven voor de inwoners van de buurt. “Vooral toen ik zwanger was, heb ik er heel erg afgezien. Ik kon de stank niet verdragen. Ik was niet veel thuis, en als ik dat toch was, ging ik vaak over mijn nek”, blikt Van Ams terug op een wel heel moeilijke eerste zwangerschap. Binnen wordt de toevlucht gezocht, weg van de beesten en de stank. De onmacht van de buurt wordt groter, de vragen dringender.
“Hier wonen mensen, kunnen ze niet ergens anders gaan?”, vraagt Tirtodikromo zich luidop af, maar het is een vraag die verloren lijkt te gaan in de stinkende wind. Het is niet voor het eerst dat de inwoners van de buurt aandacht vragen voor het steeds groeiende probleem, maar tot zover kregen de vragen geen gehoor.
Vooral de stank maakt de buurt onrustig, maar ook gezondheidsvragen doen de ronde. Wenkbrauwen worden gefronst en er wordt hevig geknikt. De buurt is ervan overtuigd dat ze in een ongezonde lucht wonen. Max Huisden, forensisch toxicoloog, is maar al te bekend met vervuiling in Suriname en deed eerder al verschillende onderzoeken naar onder andere de gevolgen van gifstoffen in de natuur. “Wonen, werken en leven in een lucht gevuld met verbrand afval, is niet anders dan giftig”, bevestigt Huisden de zorgen van de buurt. Dat de lucht stinkt, ruikt een ieder die ook maar in de buurt komt van de vuilnisbelt. Maar vooral het illegaal verbranden van het afval geeft zorgwekkende gevolgen voor de gezondheid van de inwoners. Iets wat overigens niet alleen op de vuilnisbelt gebeurt, maar ook in de straten van centrum Paramaribo en alle districten.
“Mensen verzamelen vuilnis, smijten het op een hoop en steken die hoop in de fik, vaak zonder er verder nog naar om te kijken’, vertelt Huisden, die spreekt over het algemeen probleem van vuilverbranding. “Brandstichters wrijven in hun handen en denken dat het vuilnis opgeruimd is, maar het probleem begint hier”, waarschuwt Huisden. Naast een wolk van stank die je ogen doet prikken en tranen, je keel doet kriebelen en je neus irriteert, verspreidt het gevaar zich op vlakken die we met het blote oog niet kunnen waarnemen.
Het hele artikel is te lezen in het septembernummer van Parbode.