Erop of eronder voor IDCS
“Wij informeren graag!” roept Winston Caldeira ons opgewekt toe bij de kennismaking op zijn kantoor aan de drukke Lachmonstraat te Paramaribo. “Er wordt over ons heel wat afgekletst, maar mét ons…” Caldeira is directeur van de nationale investerings- en ontwikkelingsmaatschappij van ons land, de Investment and Development Corporation Suriname NV (IDCS), een onafhankelijk staatsbedrijf dat kort na het aantreden van de regering Bouterse-Ameerali werd opgericht (oktober 2010). Bij presidentieel besluit. Maar echt lekker loopt het bij de IDCS nog niet.
Aanleiding voor het gesprek zijn berichten uit bronnen in de Verenigde Naties, halverwege dit jaar, dat de stroom buitenlandse directe investeringen (FDI) richting Suriname in 2014 vrijwel geheel was opgedroogd. Met deze laatste informatie maakt Caldeira meteen korte metten: “De financiële administratie in dit land voorziet nauwelijks in de registratie van buitenlandse investeringen, ook niet bij de Centrale Bank. Denk maar eens aan die grote gemeenschappen van Surinaamse Nederlanders, Chinezen en Brazilianen. Daar gaat van alles in om en niemand heeft daar goed zicht op.”
Dat neemt evenwel niet weg dat Suriname er in het algemeen bekaaid afkomt, wanneer FDI in het geding zijn. Dat is al jaren zo, zegt Caldeira, en daar zijn allerlei redenen voor. Hij noemt met name zwakke publieke instellingen en een gebrekkig belastingsysteem, maar ook de relatief kleine binnenlandse markt, belemmeringen in de infrastructuur en kenmerken van de arbeidsmarkt zoals het loonniveau en de arbeidsmoraal.
Daar ligt dan ook het bestaansrecht van de IDCS in besloten. Idealiter zou dat naar zijn idee een spin moeten zijn in het web van al onze investeringsrelaties met het buitenland. Een centraal loket, databank, tussenpersoon, regelaar, noem maar op. Maar zo ver is het nog lang niet.
Lees verder in het decembernummer van Parbode!