Essay
Schrijver en publicist Karin Lachmising
opereert in het maatschappelijk middenveld als
‘communicatiestrateeg met een filosofische inslag’
Liever geen opwaaiend Monroe-jurkje
‘Wat een vrijheid, wat een rust’, zei hij. Zelfs in Suriname kan je zo’n moment moeilijk vinden toch? Mijn srananmati en ik stonden op de in nevel gehulde dijk, ingepakt in warme sweaters met capuchons op. Een wonderlijk gevoel voor ons, komend uit een land waar je binnen een half uur van de stad al kan genieten van de stilte aan de rivier. Het moest vast door het vakantiegevoel zijn ingegeven, versterkt door het bootje waarmee we ons van het stadse decor moesten roeien naar de feestplek midden in Hollands boerenlandschap.
We hadden na een lange slingerweg de auto moeten parkeren bij de koeien en vervolgens, zonder dat er enig mens in de weidse omgeving in zicht was, bij het slootje een boot genomen. Geen verlichting, noch de dirigerende stem van de TomTom-navigator en ook geen timetable met gekleurde blokjes van reistijden. Slechts roeispanen waarmee we onszelf naar de overkant konden begeven. Een verademing in een land waar alles, tot benauwends toe, tot in de puntjes geregeld is. Goed beschouwd hebben we een grote verworvenheid in Suriname met onze losse structuren, zoals ongeplande busdiensten en het ontbreken van timetables en tomtoms. Toch loert het gevaar om de hoek, dat we dit soort regelgeving klakkeloos willen overnemen. Structuren willen toepassen van samenlevingen die van buitenaf bezien geolied lopen, maar waar ‘vrijheid’ langzaamaan andere vormen begint aan te nemen. Wanneer is de maat vol en tasten regels onze zo gekoesterde en verworven vrijheden aan? In Miami gaan home owners associations daarin aardig ver. Voor een nette overzichtelijke en ordelijke buurt, waarin een ieder vrij moet kunnen wonen, zijn drie palmen voor de deur verplicht gesteld. De maximale hoogte van het gras is in centimeters uitgedrukt en elk spatje op de witte postbus leidt tot een aanmaningsbrief in de bus. Of, als het opknappen te lang duurt, zelfs een fikse boete. Regelgeving in dienst van vrij en gelukkig wonen. Maar vervelend als je liever een bananenboom voor je deur hebt, dan een grijze stam met daarboven wat alledaagse zwierige bladeren, die je het idee geven van een opwaaiend Marilyn Monroe-jurkje in de vorm van groene rastavlechten.
Vrijelijke interpretaties
Ons Caribisch nonchalante gedrag wat regelgeving betreft, is echter niet zo vrij als we zouden denken. Waar zichtbare regels ontbreken, manifesteert zich een strenge cultuur van wat ‘hoort’ en ‘niet hoort’. Een web van ongeschreven regels, dat misschien wel benauwender is dan het westerse systeem van regelgeving. Grenzen die duidelijk vastliggen, waarbinnen je je vrijheid kan bepalen, zouden weleens minder dwingender zijn dan het constant aanlopen tegen vrijelijke interpretaties van wat ‘passend’ is of niet. Hetzij door fluisterende vingerwijzingen, hetzij door duidelijk tikken op de vingers. Tijdens een bezoek aan het Rijksmuseum in Amsterdam, kwam de vraag van mijn dochter waarom De Nachtwacht, het wereldberoemde zeventiende eeuwse schilderij van Rembrandt, zo bijzonder is. Bij het antwoord kwam het vrije ook weer aan de orde. Ik herhaalde de tekst die ik in het boek over meesterwerken al zo vaak had gelezen. ‘Met De Nachtwacht heeft Rembrandt alle conventies doorbroken die golden voor een groepsportret: de schutters poseren niet, maar zijn in actie. En ze staan niet netjes op een rij, maar zo door elkaar heen dat de schutters op de achtergrond niet goed herkenbaar zijn. Het schilderij is te vergelijken met een foto: wanneer de fotograaf een seconde later had afgeknipt, dan had de groep er heel anders uitgezien’. Vooral in de kunstwereld is het direct zichtbaar dat groei en ontwikkeling een drang naar vrijheid zijn. In de periode van de grootmeesters, waarbij het werk in de beginperiode vooral gedomineerd werd door de regelgeving van de kerk. Maar met het loskomen van de kerk, groeiden kunstenaars zoals Rembrandt uiteindelijk verder en ontwikkelden zich met een vrije penseel.
Ultieme vrijheid
Ook literatuur is een vorm van loskomen van regels. Woorden die de vrijheid opzoeken. Maar misschien hebben we regels wel verward met richtlijnen. Richtlijnen waarlangs we ons voortbewegen. Die we ook kunnen aanpassen aan tijd, plek en omstandigheden, zodat ze geen keurslijf worden. Het gevoel van ultieme vrijheid is blijkbaar pas echt te ervaren op het moment dat je merkt dat je zelf je eigen richting kan volgen. ‘Ach, dat is slechts spirituele bevlogenheid’, roepen velen. Elke maatschappij is het immers aan zichzelf verplicht om de mens te beschermen tegen willekeur en bandeloosheid, regels om onze vrijheid te beschermen. Iemand of iets, een land, een regering, een baas, ouders, waardoor wat we doen in goede banen geleid kan worden en we niet in totaal chaotische toestanden belanden. Zestig procent van de wereldbevolking beweegt zich volgens psycholoog en transpersoonlijke therapeut Kees Aaldijk op een niveau van basale emoties; de traditionele groep. Een groep gekenmerkt door het ontbreken van eigen inzichten en die zich vooral laat leiden door tradities en conventies met als gevolg een grote weerstand tegen afwijkende meningen. Een iets kleinere groep, 25 procent, zou zich iets verder in haar bewustzijn hebben ontwikkeld en bedient zich van een objectievere waarneming die leidt tot wetenschappelijk onderzoek en academisch denkniveau. Echter, ook deze groep laat zich vooral nog leiden door egoïsme en eigen inkleuring van het wereldbeeld door innerlijke overtuiging en conformisme. Lastig dus, want waar begint dan die openheid tussen mensen, bij het accepteren van andermans gedragingen en het geven van vrijheid aan elkaar? Bij slechts vijftien procent of misschien zelfs minder? In de uitvoeringen waarmee jeugdtheater On Stage het afgelopen seizoen afsloot, was het thema macht. Wie is de baas? was het stuk van de jongste groep kinderen. Het was een gecombineerde voorstelling van dans en video, die het gedrag van baas-zijn in beeld bracht. Op beeld gaven kinderen tussen zes en tien jaar hun mening over regels, over wat zij zouden doen als zij de baas waren. Regels maken en dus de baas zijn, was voor de meeste kinderen vooral een manier om eindelijk eens te kunnen doen wat je zelf wilt. Zoveel snoep eten als je wilt, niet of later naar school gaan, maar ook een beter land, de kans krijgen om eindelijk uit te voeren wat je altijd graag wou. Zoals een vrediger land, een schoner land. Maar ook vooral zelf kunnen beslissen om je eigen weg te gaan, doen wat je fijn vindt om te doen.
Rare vraag
Een jongetje van een jaar of zeven, met een heldere blik en vrolijke bruine krullen om het serieuze gezichtje, keek heel verwonderlijk op bij de vraag wat hij zou doen als hij baas van het land zou zijn. ‘Ik wil geen baas zijn’. Een land heeft ook geen baas nodig toch, gaf hij aan op een manier van ‘wat een rare vraag’. ‘Want we doen gewoon alles zelf en als een ieder dat voor zichzelf goed doet, dan gaat alles toch goed. Dan heb je geen baas nodig om dat allemaal te regelen’. Het hebben van een duidelijke visie, zoals deze jongen van het theaterstuk, en de missie die daarmee samenhangt, is misschien een beter uitgangspunt voor vrij zijn dan het vervatten van leven in ‘regels’. Kinderen staan in hun jonge jaren nog het dichtst bij het natuurlijke gevoel hoe en waar we heen moeten. Een sein voor ons volwassenen, dat regeltjes en structuren onze vrijheid vaker belemmeren dan beschermen. Misschien zou het goed zijn om wat vaker zelf te roeien, proberen zelf op een bestemming aan te komen. Wie de baas is, doet er dan niet zoveel toe. Maar wel hoe vrij de slag is waarmee we ons kunnen bewegen.