Essay: Inburgeringsplicht voor nieuwe vreemdelingen? – Parbode Sneak Peek
Wanhopig kijkt de kersverse medewerker om zich heen: wie helpt mij uit de brand? Na enkele weken Suriname al een onderbetaald winkelbaantje gevonden, maar zijn vocabulaire van onze lingua franca (die hij steevast takitaki noemt) reikt niet verder dan fawaka. Het enige Nederlandse woord dat hij kent is ‘toelating’, de noemer waaronder de eerste verblijfsvergunning valt. De klant die hij moest helpen verlaat diep verontwaardigd over deze Babylonische confrontatie het gebouw: ‘Suriname moet een inburgeringsplicht invoeren!’.
Tekst Welmoed Ventura
De stap van taalergernis naar de zwaar beladen inburgeringsplicht is zeer kort door de bocht. Ook veel Surinamers in het binnenland spreken nauwelijks functioneel Nederlands, en soms zelfs geen Sranantongo. Dat Hindostaanse en Javaanse grootouders geen Nederlands spraken (of spreken), maakt de pleitbezorger van een inburgeringsplicht niet uit. Nee, schande dat migranten zonder Nederlandse taalbeheersing gewoon maar aan het werk kunnen in ons land. Enig historisch besef komt zo’n inburgeringpleidooi dus juist niet ten goede. Of toch wel?
Assimilatiepolitiek en ‘koeliescholen’
Zo’n ‘inburgeringsplicht’ heeft de Surinaamse overheid namelijk al eens ingevoerd. Massaal zelfs, in 1876: de ‘Assimilatiepolitiek’. Deze moest het Surinaamse volk samensmeden door gebruik van de Nederlandse taal en (christelijke) cultuur. Het Sranantongo – verguisd brabbeltaaltje – verdween in het verdomhoekje. Rond de eeuwwisseling wierp dit beleid vruchten af. Nodig, want na Ketikoti in 1863 was er geschoold personeel nodig, terwijl anderstalige ongeschoolde arbeiders in groten getale werden aangevoerd voor de landbouw. Aanvankelijk vielen die niet onder de inburgerings… – pardon – assimilatieplicht, want deze gastarbeiders vertrokken toch weer.
Contractantenkinderen gingen naar ‘koeliescholen’ en ‘dessascholen’, die spoedig werden opgeheven. Want het bleek dat veel van onze Hindostaanse en Javaanse voorouders hier wilden blijven. Dan vielen hun kinderen dus ook onder de Nederlandse leerplicht. Ook in die tijd waren er klachten: die ‘heidense’ contractmigranten en hun nageslacht moesten zich aanpassen aan onze ‘Nederlandstalige – christelijke – beschaving’, vond de lichtgekleurde Creoolse elite. Het Sranantongo heeft de laatste besmeurde veren uit die tijd nog niet van zich afgeschud.
Het hele artikel lees je in de novembereditie van Parbode.