Essay: Praat netjes! – Parbode Sneak Peek
Suriname meer dan rijp voor eigen lesmethoden
Binnen onze officiële voertaal lijkt zich een nieuwe stijl te hebben ontwikkeld: ´erbarmelijk Nederlands´. Niet te verwarren met Surinaams-Nederlands, dat is heel iets anders. Slordigheid en taalvariatie zijn twee verschillende dingen. Intussen lijkt de Nederlandse instructietaal een sta-in-de-weg voor precies dat waarvoor die is ingesteld: onze leerlingen, die vaak thuis andere talen spreken, onderwijzen. Aan meertaligheid geen gebrek; wel aan de juiste lesmethoden om ermee te dealen.
De lerares schrijft iets op het schoolbord. Zodra de leerlingen tegen haar rug aankijken, roezemoezen ze onderling in het Sarnami, Aucaans of Sranantongo. Wanneer zij zich weer omdraait, gaan ze al dan niet over op het Nederlands. Het Surinaams-Nederlands, welteverstaan. Niet de taal die in de lesboeken staat, want daarin staat het Nederlands van aan de Noordzee. Wanneer die lesboeken straks worden dichtgeslagen omdat de pauze begint, rennen de leerlingen naar buiten, waar ze op het schoolplein vaak ook allesbehalve Nederlands praten. Soms functioneert de leraar als een soort sensor om weer op het Nederlands over te gaan. Een reactie uit tijden die je als vervlogen zou moeten beschouwen: die van de Assimilatiepolitiek, pakweg anderhalve eeuw geleden, toen het koloniale bewind Suriname trachtte te vernederlandsen.
Het onderwijs heeft het dus al eens geprobeerd. In 1876 werd het Sranantongo verbannen van de scholen. Je moest je mond met zeep wassen als je ‘die negertaal’ gesproken had. Anno 2018 is de situatie nog meertaliger: Sarnami, Surinaams-Javaans, Portugees…, hoewel de techniek tegelijk meer contact biedt met het Nederlands. ‘Praat netjes’ – dus Nederlands – is de echo van het assmililatiebeleid. Volgens een enquête van de Nederlandse Taalunie zou het Nederlands als thuistaal of moedertaal in Suriname groeien. Steeds meer ouders denken dat hun kind het beter doet op school als ze thuis Nederlands spreken. Maar veel leerlingen van nu trekken juist lekker een lange neus naar de autoriteiten van weleer. Ze praten wat ze willen. Vooral het eens zo verfoeide Sranantongo is reuzepopulair. Dat leren ze vaak niet eens van hun ouders, die het soms ronduit verbieden, maar op straat of… op het schoolplein. Die taal is cool, net zoals het Engels, dat hoog scoort qua populariteit. Het is dus niet gelukt om met taaldwang het Sranantongo uit te roeien. Integendeel, het is met enorme kracht teruggeveerd en wijdt zich vol genoegen aan een inhaalslag. Maar intussen heb je wel een instructietaal nodig waarin iedereen les kan volgen, ook als niet de hele klas dezelfde taal praat. Of meerdere instructietalen. En natuurlijk is het ook verwarrend: als kind wordt je op het hart gedrukt om trots te zijn op ons multiculturele Suriname, terwijl in de klas je moedertaal de mond wordt gesnoerd.
Lees het hele artikel in het oktobernummer van Parbode