Essay: Sranantongo op school? – Parbode Sneak Peek
Waarom zouden we wel of niet het Sranantongo op school moeten aanbieden? Ooit kwam iemand met de theorie dat vanwege de afglijdende economische toestand van het land de taal nog niet als schoolvak kan worden aangeboden. Uiteraard is die economische toestand een onderdeel van het probleem, en is er financiële armslag nodig om een spreektaal tot schoolvak te maken. Maar er is meer nodig.
Tekst Renate Sluisdom
Ten eerste is daar de contradictie dat je geen taal kunt onderwijzen als de leerders overtuigd zijn van het niet-leerbare karakter van die taal, terwijl tegelijkertijd mensen van het leerbare karakter van iets overtuigd raken als ze in dat iets onderwezen worden. Zoals iemand mij ooit zwaar verontwaardigd toevertrouwde: “Het gaat al lang slecht in Suriname, maar toen ik Sranantongo woorden in mijn zoons taalboek ontdekte, ben ik weggegaan (naar Nederland)!” We schrijven 1985, en we hebben het over het zinnetje ‘Ping Ping, pe yu de?’ dat met de vertaling erbij volkomen contextgebonden aangeboden wordt in het welbekende leesboekje Wij en de wereld. Sranantongo, dat was niet een taal die de spreker aan zijn kind wilde leren.
Ten tweede is er een spelling nodig die breed gedragen wordt. De laatste officiële wijziging van de Spellingwet dateert van 1986. In de jaren negentig was er een groep die het niet eens was met de wet. Ze wilde de spelling zo authentiek mogelijk houden, en bijvoorbeeld een verschil kunnen uitdrukken tussen het werkwoord sibi (bezemen) en het zelfstandig naamwoord ssibi (bezem). Jawel, dat laatste met dubbele beginmedeklinker. Die groep voerde acties om tot een nieuwe wijziging van de Spellingwet te geraken, en of die doorgevoerd is, is mij niet bekend. Maar ook de lagere goden kunnen er wat van en spellen graag |goedoe| in plaats van het volgens de spelling correcte |gudu|. Ook het Nederlandse |ng| op het eind van een woord, waar het Sranantongo |n| kent, zoals in Sranan, bun, bon, is een steeds terugkerende ergernis voor liefhebbers van de correcte schrijfwijze. Tenslotte is misschien nog wel de allerbelangrijkste voorwaarde voor het invoeren van de taal op school, afwezig, namelijk gepaste trots voor het eigene. En ook die trots kan worden aangekweekt door meer kennis te verschaffen. Ooit hebben studenten van de lerarenopleiding Engels tegen een uit Nederland gekomen docent gezegd dat het Sranantongo geen regels kent, en dus geen echte taal is. En er zijn veel Surinamers die vinden dat de taal ‘ruw’ is, waarmee bedoeld wordt erg direct in vergelijking met het Nederlands. Mijns inziens kan men beter zeggen dat het Nederlands te omslachtig is. Verhalen van Sranantongosprekers die ‘vernegerd’, onbeschoft, of ordinair worden genoemd zijn algemeen bekend. Ooit hoorde ik zelfs de benaming ‘achterbaks’ voor iemand die het waagde belangrijke zaken in het Sranan bespreekbaar te maken. Ook de wat minder zwaar beladen kritiek: je gaat toch naar school – daarmee bedoelende je hebt toch Nederlands geleerd – klinkt nog steeds duidelijk door in de kritiek op het eigene. Kritiek op het eigene ofwel gebrek aan trots voor het eigene.
Prestige
Zoals het Nederlands de prestige taal is in Suriname, zo is het Sranantongo de non-prestige taal. En dat is onbegrijpelijk, want het Sranantongo is wel de lingua franca, de taal die vrijwel iedereen verstaat en spreekt, de taal die ons samenbindt, de taal die als eerste aan niet-Nederlandssprekende buitenlanders wordt aangeleerd. Het jammerlijke binnen deze situatie is dat ten grondslag aan het prestige van het Nederlands, een angst lijkt schuil te gaan. Toen ik dertig jaar geleden als Surinaamse universitaire student Nederlandse Taal- en Letterkunde in Nederland vol trots aan Surinaamse studiegenoten vertelde dat ik onderzoek ging doen naar de acceptabiliteit van Surinaamse begrippen in het Nederlands van Surinamers, kreeg ik geen complimentjes maar gefronste wenkbrauwen. Want, zo was de redenering, straks gaan die bakra’s vinden dat ons Nederlands te veel afwijkt van het officiële Nederlands, en worden we misschien niet meer geaccepteerd op universiteiten. Ja, inderdaad. Net als goedoe in plaats van gudu, als de bakra het maar goed vindt. Het schijnt diep te zitten. Zo diep dat vele Surinamers zich beter voelen dan voormalig Antillianen, enkel en alleen omdat ze ervan overtuigd zijn beter het Nederlands te beheersen. En hoeveel Surinamers zijn er niet die ronduit verkondigen dat ze het Nederlands beter beheersen dan de Nederlanders zelf. Daarmee een aangeboren trots voor het eigene projecterende op iets niet-eigens. Voornamelijk dit gebrek aan trots voor datgene wat echt eigen is, zal nog lang een struikelblok zijn bij het invoeren van het Sranantongo in het schoolsysteem. Tegelijkertijd zal de trots voor het eigene aangekweekt worden door de taal een officiële status van schoolvak te geven.
Sranantongo als vak op school is al heel vroeg in de twintigste eeuw aan de orde geweest.
Lees het hele artikel in het julinummer van Parbode