Essay: ‘War on drugs’: nederlagen die als overwinningen worden verkocht
De oorlog die niemand wil winnen
Een mooie zondag in juli. Politiemannen gekleed in een wondere mix van kogelwerende vesten en T-shirts, gooien sporttassen met een miljoeneninhoud in wat in de volksmond een ‘gepantserde wagen’ heet. Even later bouwen de skowtu’s, ergens buiten Paramaribo, met pallets en autobanden iets wat de contouren van een brandstapel voor Holika aanneemt. Alleen zal vandaag niet de zus van Hiranyakashipu, maar een ander kwaad worden verbrand: cocaïne, marihuana, sukru, XTC. Drugs!
In de Surinaamse war on drugs wordt record na record gebroken met steeds grotere vangsten van ‘het verderfelijke spul’, zoals de geestverruimende poeders en planten steevast worden genoemd. Recordvangsten, maar waarom winnen drugsbestrijders nergens ter wereld? Samengevat: omdat niemand dat wil. Integendeel. Deze oorlog is namelijk als de symbiose van de makaslang met de kapasi: hij levert zowel criminelen als drugsbestrijders zoveel op, dat die wel gek zouden zijn de vijand de nek om te draaien.
Paradox
Dr. Oliver Villar, universiteitsdocent in Australië, ziet een vreemde paradox: drugs worden gecriminaliseerd in de samenleving, maar in de economische en financiële sector is drugshandel gedecriminaliseerd. Vroeger was dat nog erger. Nederland maakte in de Eerste Wereldoorlog forse winsten met de cocaïnehandel, schrijft Conny Braam in De handelsreiziger van de Nederlandsche Cocaïne Fabriek (Amsterdam, 2009). Eerder, in de negentiende eeuw, verdienden de Britten pas geld in China toen zij er opium begonnen in te voeren. Of neem de drugshandel door de Amerikaanse inlichtingendienst. Verschillende voormalige spionnen, onder wie de zeer bekende Philip Agee (hij verklapte dat de VS in de jaren 80 op het punt stonden Suriname binnen te vallen), getuigen over wat zij noemen ‘de diverse criminele activiteiten van de CIA’. In 1990 zei Agee: ‘George Bush zit tot zijn nek in de illegale drugshandel ten behoeve van de Contra’s’.
Overheid als drugshandelaar
‘Veel Amerikanen, die waren gehersenspoeld om te geloven dat de Vietnamoorlog in het belang van hun vrijheid was, ondersteunden de oorlog die de levens kostte van 58.000 Amerikanen’, schreef de US News & World Report in maart 1990. Wanneer de lichamen van duizenden gesneuvelde soldaten werden teruggevlogen naar de Verenigde Staten ‘zat hun lijkkist – en soms hun lichaamsholten – vol verdovende middelen die Amerika binnen werden gesmokkeld aan boord van militaire vliegtuigen’. In Nicaragua werden Amerikaanse wapens geruild tegen drugs, die in de VS op de markt kwamen. De Amerikaanse oud-marinier Oliver North, de capo van dit drugsnetwerk, ontsnapte op miraculeuze wijze aan gevangenisstraf. Een van zijn handlangers, Manuel Noriega – oud-president van Panama – zit in Miami een gevangenisstraf van veertig jaar uit voor drugshandel…
En in Nederland sneuvelde parlementariër Martin van Traa op een Amsterdamse snelweg (1997), nadat hij de ‘crisis binnen ons opsporingsapparaat’ had blootgelegd. Overheidsdiensten die drugs buiten de grenzen moesten houden, lieten tonnen verdovende middelen toe tot Nederland. Die werden verkocht door criminelen die er stinkend rijk mee werden.
Recordnederlaag
‘De war on drugs is een oorlog waarin nederlagen als overwinningen worden verkocht’, schrijft onderzoeksjournalist Bart de Koning in het Tijdschrift voor de Politie. De zinloosheid van de strijd is het best te zien in het gebruik van het woord ‘recordvangst’: ‘Het is al decennia een onwrikbaar mediacliché dat drugsbestrijders wereldwijd voortdurend met nieuwe recordvangsten komen. Die worden dan trots getoond en vervolgens met enige bombarie vernietigd’, zegt De Koning.
Lees het hele artikel in het novembernummer van Parbode