EuroSuri
Chris Polanen woont en werkt als dierenarts en schrijver in Nederland
Internetcafé
Jaren geleden bezocht ik met mijn dochter een internetcafé in een achterbuurt van Lissabon. We zaten naast een gespierde, stoer getattoeëerde Amerikaanse surfer. Het was onmogelijk niet te luisteren naar de wanhoopskreet die hij naar de andere kant van de wereld skypte. Verblind door liefde was hij naar Lissabon vertrokken. De liefde had zijn hart echter verpulverd en zijn vertrouwen in de mens verdampt. En zoals zo vaak onder deze omstandigheden maakte een schrijnend gebrek aan geld het doemscenario compleet. Hij had geen verblijfplaats meer en stierf van de honger. Het enige dat hij nog had, was zijn surfplank. Mijn dochter en ik luisterden ademloos. Zo onopvallend mogelijk bekeek ik het gebeitelde hoofd, het machtige gebruinde lichaam, de door zon en zee gebleekte blonde haren. Ik zag honger in de blauwe ogen. Een gevallen god.
Sinds die ervaring hebben internetcafés een vreemde aantrekkingskracht op mij. Tijdens mijn laatste bezoek aan Suriname bezocht ik een net geopend internetcafé vlakbij mijn logeeradres. Ik was vaak de enige bezoeker. Het werd gerund door jongens die de achttien nog maar net gepasseerd leken en mij altijd opgewekt en uiterst beleefd begroetten. Als ik plaatsnam achter de computer werd het volume van de muziek direct omlaaggedraaid. De jongens leken te begrijpen dat ik mails te beantwoorden had, bankzaken te regelen, een column te schrijven.
Op een regenachtige ochtend stapte ik er binnen. Een Nederlandse vrouw van in de zestig praatte met de jongens. Haar stem was luid, krakend en onontkoombaar. Ze had een sigaret tussen de vingers waarmee ze haar argumenten kracht bij zette.
‘Jullie moeten stoppen met roken’, zei ze. De jongens knikten. Glimlachten beleefd. Ik nam plaats achter een computer en deed alsof ik er niet was.
‘Je huid gaat rimpelen als je rookt’, zei de vrouw
‘Dan heeft u zeker heel veel gerookt’, zei een van de jongens zacht.‘
De vrouw leek het niet te horen. Ze inhaleerde lang en diep. De jongen keek mij aan en glimlachte ondeugend.
De vrouw boog over de balie heen en draaide een van de jongens een halve slag om. Ze tekende met haar vinger een paar lijnen op zijn rug. Hij liet het gelaten toe.
‘Je longen worden helemaal zwart. Je gaat dood aan longkanker.’
Ik staarde naar mijn beeldscherm. De krakende stem drong diep in mijn brein en maakte elke zinvolle activiteit onmogelijk.
‘En als jullie niet bang zijn voor longkanker: je krijgt dat dingetje van je ook niet meer omhoog als je blijft roken. De bloedvaten in je piemeltje slibben dicht.’
Ik observeerde de jongens die verrassend ontspannen bleven. Veelbetekenende blikken. Nauwelijks zichtbare glimlachjes. Een van de jongens keek mij aan en haalde zijn schouders op.
Was dit typisch Nederlands? Alles moest overal en altijd gezegd kunnen worden, ongeacht cultuurverschillen of omgangsvormen. Of was het gewoon onbeschoft?
De vrouw wendde zich onverwacht naar mij. Een ongemakkelijk moment keken we elkaar aan. In haar ogen zag ik een andere honger dan die van de surfer in Lissabon. Honger om aandacht. Misschien wel de moeilijkst te stillen honger op deze aarde. Ik keek weer snel naar mijn lege beeldscherm en tikte lukraak op het toetsenbord. Voelde haar ogen in mijn rug prikken.
De vrouw begon onrustig heen en weer te lopen, aan haar sigaret lurkend alsof ze hoopte op een agressieve vorm van longkanker en een snelle dood. Ik hield haar nauwlettend in de gaten, maar realiseerde mij dat ik onder deze omstandigheden geen werk zou kunnen verrichten. Ik stond op, groette de jongens en liep naar de uitgang. Een van hen kwam mij haastig achterna.
‘U heeft toch geen last van haar gehad?’, vroeg hij.
Ik schudde mijn hoofd.
‘Nee, hoor. Ik vond het wel grappig.’
Zijn glimlach was een van de mooiste die ik ooit gezien had.
In deze tijd van laptops en smartphones heeft het internetcafé misschien geen toekomst, maar voorlopig blijft het een plek waar bijzondere ontmoetingen plaatsvinden.
Dit is voorlopig de laatste EuroSuri.