EuroSuri
Nieuwe buren
Voor veel Euro Surinamers is het bijna vanzelfsprekend: Een huis in Suriname bouwen om lange vakanties door te brengen, na je pensioen te overwinteren en uiteindelijk te remigreren. Hoe goed we ook aangepast en ingeburgerd zijn, niemand wil hier op zijn oude dag door de ijzige wind strompelen, uitglijden in de sneeuw of achter het raam blijven zitten.
Als we eerlijk zijn hebben we allemaal zo een droomhuisje als ideaal, als doel.
Ik had er echter nooit bij stilgestaan dat een huis bouwen in Suriname moeilijk zou zijn.
Mijn nicht woont in Nederland en bouwt een huis in Paramaribo. Toen ik haar verhalen over de bouw hoorde, begonnen de muren van mijn eigen droomhuis in Paramaribo scheuren te vertonen.
Al jaren zwemt ze als een Europese zalm met ware doodsverachting tegen de Surinaamse stroom in. Als ik haar verhalen hoor over onwillige ambtenaren, ongrijpbare aannemers en ondeugdelijke bouwmaterialen, weet ik het zeker: ik zal geen huis bouwen in Suriname.
Ik ontmoet mijn nicht in Amsterdam vlak na haar verblijf in Suriname. We drinken koffie en kijken naar voorbijgangers die door de sneeuw ploeteren. We praten over het grote verschil tussen het dorpse Paramaribo en het snelle, onpersoonlijke Amsterdam.
Kunnen we telkens omschakelen van de ene wereld naar de andere?
Voor mijn nicht is het duidelijk. Het bouwen van haar huis heeft haar slapeloze nachten, hartkloppingen en grijze haren bezorgd.
“Voor vakantie is Suriname prima. Ben je echter afhankelijk van de overheid of van het werk van anderen…” verzucht ze, “dan ben je aan de heidenen overgeleverd.”
Het huis was nu bijna klaar en ze had er tijdens haar laatste vakantie voor het eerst overnacht. Ze vertelt dat ze zo opnieuw kennis had gemaakt met Suriname.
Toen ze op een ochtend op het erf wilde gaan werken, zag ze dat haar buurvrouw op haar erf zat te bidden. “Ik wilde haar niet storen, dus heb ik gewacht tot ze eindelijk klaar was. Het duurde uren!” zegt ze. ”Kan je je dat voorstellen?” Ik schud mijn hoofd. Bidden is niet mijn sterkste kant.
Op een andere ochtend hoorde ze om een uur of zes de honden van de buren te keer gaan. Ze zag een man met een enorme zak vol manja’s het erf verlaten. De honden blaften wel, maar lieten hem verder zijn gang gaan. Later op de dag zei ze tegen de buurman dat ze dacht dat er een manjadief geweest was, maar dat de honden alleen maar geblaft hadden.
De buurman had geknikt en gezegd: “Hij komt zo vaak, dat de honden hem al kennen.”
Mijn nicht vertelt ook over de kennismaking met haar andere buren. Aan de ene kant woont een ouder echtpaar. De buurman, een rustige gepensioneerde man, kwam kennismaken en ze had hem wat te drinken aangeboden. Mijn nicht glimlacht. “We zaten gezellig te babbelen op het balkon. Hij vertelde dat hij een goed Christen was en probeerde te leven volgens de geboden in de Bijbel.”
“Mooi toch?” zei ik.
Ze schudde haar hoofd. “Hij had geen problemen met de meeste geboden. Hij kwam alleen in de verleiding als het om vrouwen ging.” Ik haalde mijn schouders op.
“Waarom vertelde hij dat aan mij, zijn nieuwe buurvrouw?” vraagt mijn nicht, “ik vond het helemaal niet leuk.”
“Een toenaderingspoging?” vroeg ik.
“Maar waarom op die manier?”
Ik wist het ook niet.
“Mijn overbuurman kwam ook kennismaken. We babbelden bij de poort. Hij vertelde dat hij een toegewijd Jehovah Getuige was”, vertelt ze.
“Hij was getrouwd, hield zich aan alle regels. Alleen vrouwen… daar had hij erg veel moeite mee.”
“Dezelfde tactiek?”
“Dat is toch vreemd? Wonen we zo lang in Nederland dat we het niet meer begrijpen?”
”Misschien is het zo dat ze je willen tonen dat ze keurige burgers zijn, maar mocht je je eenzaam voelen…”
Mijn nicht schudt haar hoofd. “Wat is dat nou voor rare manier om een vrouw te benaderen? Bij verleiding denk je er over na, lang of kort”, zegt ze, “en je doet het of niet, maar je gaat er niet allerlei Bijbelse teksten bij halen.”
“Tijdens de kennismaking met je nieuwe buurvrouw”, vul ik aan.
“En wat denk je dat mijn schilder tegen mij zei?”
“Ik geloof dat ik het kan raden”, zeg ik.
“Ik ben getrouwd, zei hij, en doe mijn best om als een goede moslim te leven.”
“Maar…”
“Tijdens het schilderen zei hij dat bepaalde verleidingen erg groot waren.” Ik vroeg niet wat hij bedoelde, maar hij zei het toch: “Mi lostoe wan vrouw.”