Eva Essed-Fruin: ‘Mijn interesse voor Suriname is er altijd geweest’ – Parbode Sneak Peek
Eva Essed-Fruin, weduwe van politicus Frank Essed, mag dit jaar negentig kaarsjes uitblazen. We blikken met de taalkundige, die onder meer directrice is geweest van het Instituut voor de Opleiding van Leraren in Suriname, terug op haar veelbewogen leven.
De vader van Neerlandicus Eva Essed-Fruin, Thomas Fruin, was van oorsprong jurist en vertrok als advocaat naar het toenmalige Batavia, maar hij stapte al snel over van de advocatuur naar binnenlands bestuur. “Advocatuur vond hij alleen maar een kwestie van geld verdienen, terwijl hij meer voor de gemeenschap wilde doen”, vertelt Eva. Vanuit zijn bestuursfunctie reorganiseerde hij het volkskredietwezen in Indonesië, waar Eva in 1929 geboren werd. Eva’s moeder, Willemine Mees, studeerde Geschiedenis en schreef een tweedelige geschiedenis van Java. Verder is er een broer die in Nederland in de diplomatieke dienst gezeten heeft.
Frank Essed studeerde in Wageningen en was elk weekend in Amsterdam. Daar ontmoette Eva hem in 1951. Hij was getrouwd, kon pas in 1969 scheiden en trouwde in 1970 met Eva. In 1957 ging Eva mee met Frank naar Suriname, waar ze jarenlang gewerkt heeft als docent Nederlands aan de hoofdakte, Kweekschool en AMS, en waar ze meewerkte aan de oprichting van het Lyceum en aan de lerarenopleiding IOL.
Carrière van Frank
Als houtvester, afgestudeerd in de landbouwwetenschappen, heeft Frank Essed zich voornamelijk met bosbouw en statistiek beziggehouden. In 1958 vroeg Albert Cameron hem om kandidaat te worden voor de NPS en sindsdien heeft hij zich ook met politiek beziggehouden. Essed sprak vaak op vergaderingen en Eva ging zo nu en dan mee om te luisteren: “Dat vond ik wel leuk, zo’n volksvergadering in Grun Dyari. Ik stond daar dan soms samen met studenten van de hoofdakte te luisteren, en dan kon je horen wat de mensen zeiden en dachten, dat vond ik heel interessant.” Na de verkiezingen van 1958 werd manlief minister van het door hem opgerichte ministerie van Opbouw.
Werd Eva Fruin geaccepteerd als de vrouw van Frank Essed die nog een echtscheiding in Nederland af te handelen had? “De meeste Surinamers hadden er geen enkel probleem mee voor zover ik weet; sommige Hollanders hadden er meer moeite mee.” ‘Op het gouvernement’ zoals Eva dat noemt, ging het niet helemaal smooth. “Op een uitnodiging voor mijn man had gestaan ‘voor u en dame’. Maar toen we daar aankwamen, bitste de vrouw van de toenmalige gouverneur Jan van Tilburg: Wie bent u? Nou toen ben ik nooit meer bij haar op het gouvernement geweest. Daarna werd Archibald Currie waarnemend gouverneur, die was oud-leermeester van mijn man en die heeft mij meteen uitgenodigd.”
Toen in 1963 Pengel premier geworden was, werd Essed gepasseerd, omdat er op de ministeries volgens Pengel ‘geen vakmensen nodig waren’. “Toen werd mijn man directeur van het Planbureau en dat vond hij een geweldig fijne job, hij was er gelukkiger dan als minister. Later, eind 1966, verergerden de problemen met Pengel, die om de een of andere reden wantrouwig werd.” Dat wantrouwen van Pengel vinden we terug in andere bronnen, onder meer bij Hans Buddingh op de website van het NRC Handelsblad: “In het kleinschalige Suriname werden eigenwijze terugkeerders altijd al gewantrouwd.” Essed stapte uit de NPS en richtte samen met Just Rens en Jules Sedney de PNP op. Fruin vervolgt: “De PNP heeft toen samen met de VHP de verkiezingen van 1969 gewonnen. Dat was kort na de onderwijsstakingen van 1969.” Essed-Fruin maakt hier een uitstapje naar de onderwijzers- en lerarenstakingen. “In 1968 al waren er problemen onder de leraren van de AMS. Directeur Ferrari werd ervan beschuldigd eigenmachtig cijfers te hebben veranderd, er waren leerlingen die overgingen die eigenlijk hadden moeten blijven zitten, en meer van dat soort zaken. Ook in de vereniging van leraren was men ontevreden. Er waren mensen ontslagen, anderen hadden een toegezegde promotie niet gekregen, Wim Bos Verschuur die na zijn pensionering was blijven doorwerken, mocht dat plotseling niet meer. Toen hebben de leraren gestaakt, en die hadden een heel goede propagandadienst: heel goede, voornamelijk schriftelijke acties: pamfletten met sterke teksten en geweldige tekeningen werden verspreid. Ik zat in de documentatieploeg”, herinnert ze zich schaterlachend. “Er is wel een overeenstemming bereikt met de leraren, maar de onderwijzers gingen gewoon door met staken.” En, schijnbaar nagenietend: “Het was een opwindende tijd!” De staking van de onderwijzers kwam Pengel duur te staan, want volgens NRC stopte Nederland de begrotingssteun aan Suriname, vanwege het slechte financiële beleid. “Pengel heeft toen, denkende dat hij iets heel slims deed, al zijn portefeuilles aangeboden – hij was minister van Financiën en van weet ik wat al niet meer – (minister-president, minister van Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken, red.) en hoopte zo onmiddellijk weer terug te kunnen komen in de regering. Maar dat is niet doorgegaan. Er is namelijk een interim regering gekomen onder May, waarna er verkiezingen zijn gehouden, die door de VHP zijn gewonnen. Toen is mijn man opnieuw minister geworden, en tot 1973 is hij minister geweest.”
Het gehanteerde actiemodel tijdens de lerarenstaking was overigens heel apart. Fruin legt uit: “We hadden gezegd, we gaan de eindexamenleerlingen niet treffen, we gingen dus gewoon door met lesgeven maar niet tijdens officiële schooltijden en niet in het schoolgebouw; we gaven ‘s middags les in het gebouw van de Brutusclub, daar aan de Gravenstraat. Dat was ontzettend leuk, dat iedereen kwam en het onderwijsproces voor die leerlingen gewoon doorging, ik heb dat met veel plezier gedaan.”
Het was 1973, de voorbereidingen voor de Onafhankelijkheid waren begonnen. Hoe stond echtgenoot Frank hier tegenover? “Positief, zeer positief. Hij was lid van de overlegcommissie, hij heeft deel uitgemaakt van de CONS (Commissie Ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname). Hij is degene geweest die samen met anderen een plan heeft opgesteld op grond waarvan een groot bedrag aan ontwikkelingsgeld ter beschikking is gesteld. Daar was West-Suriname onderdeel van. En dat ging niet alleen over bauxiet, hoor, maar ook bijvoorbeeld over waterkracht, steenslag en graniet.”
Een ander onderdeel van het plan was het tot nu toe onbekend gebleven verhaal van de opvang door Suriname van Hmong, mensen uit het Franse gedeelte van Vietnam, die slachtoffer waren geworden van de oorlog. Ze zouden volgens Eva kleinlandbouw gaan uitoefenen in West-Suriname. De vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties had daartoe een verzoek gedaan. Er was al veel georganiseerd en voorbereid voor de opvang, maar na de coup wilde de toenmalige regering geen activiteiten meer ontwikkelen in West-Suriname, en het alternatief, Oost-Suriname, vond de vluchtelingenorganisatie niet geschikt, omdat ze dan heel dichtbij Frans-Guyana zouden zijn, waar al andere Hmong zaten. Of er ooit Hmong zijn geweest in ons land ter oriëntatie of zo, beantwoordt Eva met: “Ik heb ze niet gezien, wel de leden van de vluchtelingenorganisatie.”
Wat deden de Esseds op de grote dag van 25 november 1975? “Nou mijn man moest tot diep in de nacht ervoor nog vergaderen, want het verdrag dat de volgende dag getekend zou worden is pas in de loop van de dag zelf tot stand gekomen.” Opgewekt vertelt ze: “We zijn ‘s avonds wel samen naar de vlaggenoverdracht gegaan”, en bedachtzamer: “Dat deed ons wat hoor, dat deed ons veel, dat we na alle inspanningen dit konden meemaken.”
Na coup: wuiven naar elkaar
Kort na de coup van 1980 werd Frank Essed samen met andere mensen opgepakt en ondergebracht in het ‘Sergeantenhotel’ in de kazerne. “En daar mocht hij geen bezoek ontvangen, en geen juridische bijstand krijgen”, hier pauzeert ze even en haar verder redelijk onbewogen klinkende stem schiet even uit: “Hij mocht niets!” Een onderkoeld sarcasme klinkt door als ze vervolgt: “We mochten de was halen en brengen, en als het een beetje meezat, dan konden we naar elkaar wuiven. En dat wuiven dat was echt alles hè, en het kon niet altijd, alleen als je geluk had.” Eva was niet thuis toen de militairen kwamen. Ze belde naar huis om te melden dat ze wat later kwam, en hij zei: ‘Je moet meteen komen, want ze zijn bezig hier’. Weer schiet haar stem licht uit als ze vertelt: “Toen hebben ze werkelijk álle mogelijke papieren meegenomen, ook scorebriefjes van oude bridgespellen bijvoorbeeld, want ja, daar stonden waarschijnlijk die miljoenen op. Ze waren ervan overtuigd dat mensen gestolen hadden, maar dat kon helemaal niet bij de CONS, want alles werd twee keer gecontroleerd, door een Nederlandse en een Surinaamse accountant.” In mei nam de politie het onderzoek in de zaak over, en mochten ze allemaal naar huis. Daar waren bij Otmar Rodgers, Henck Arron, en de gedeeltelijk analfabete ondernemer Baitali, die geweldige verhalen vertelde over zijn Koron’frow. “Ze hebben nog even in politiebewaring gezeten, waar we zelf eten mochten brengen, en dat vonden we prima, want dan wisten we tenminste dat ze nog in leven waren. Ik heb hem zelfs nog een bed gebracht daar”, herinnert Eva zich.
In augustus werd Essed weer, samen met een heel grote groep links en rechts georiënteerde mensen opgepakt en in Santo Boma opgesloten. “We hebben toen als vrouwen goed samengewerkt. Met zijn allen, een stuk of twintig vrouwen, hebben we Bouterse als het ware in een hinderlaag gelokt, – nadat we te weten kwamen dat hij bij Haakmat op bezoek zou gaan – zodat hij wel met ons moest spreken. En toen hebben we geëist: we willen weten hoe het met de mannen is, we willen het recht hebben om ze op te zoeken. Toen heeft Bouterse gezegd oké, jullie kunnen zondags op bezoek gaan. We konden toen ook wat snacks en drinken brengen, geen eten. We hebben meer gedaan, zijn onder meer verzoekschriften gaan schrijven. De ene is sneller vrijgelaten dan de andere, Frank pas in februari.”
“Uiteindelijk, in 1983 hebben ze alle gevallen van het buitengewone gerechtshof geseponeerd. Niet eens sorry gezegd, niets, gewoon geseponeerd.” Hun familiehuis op Albina, waar de Esseds een jaar of drie van hebben kunnen genieten, was in 1980 in beslag genomen geweest: “We waren er met kinderen en familieleden naartoe gereden, en toen hoorden we dat het in beslag genomen was. Konden we met alle kinderen weer terug rijden.” Na de seponering van de zaken werd het huis vrijgegeven, en in de Binnenlandse Oorlog ging het definitief door brand verloren. Eva vertelt hoe haar man zich door deze zware periode heeft heengeslagen: “Helemaal brokosaka is hij nooit geweest, hij heeft veel troost gevonden in het geloof. Hij was EBG’er, en deed daar niet zoveel aan, maar zijn geloof is toen veel sterker geworden, en hij ging ook veel meer doen voor die gemeente.” De dood van Frank (in 1988 aangereden bij verlaten NPS-partijcentrum, red.), die door sommigen in de samenleving wordt gezien als een moordcomplot, is een ongeluk geweest, daar is Eva van overtuigd.
Lees het hele artikel in de aprileditie van Parbode.