Expeditie Tapanahoni
Inheemsen Tapanahoni willen geen dammen en wegen
‘We worden gevangenen in ons eigen gebied’
Als het Tapajai Hydro Plan met zijn zes dammen en een stuwmeer doorgaat, zal dat ingrijpende ecologische en sociale gevolgen hebben voor het sularijke stroomgebied van de Tapanahoni. De mening van de lokale bevolking is nog niet gevraagd. Alle reden voor een tocht langs de drie inheemse dorpen Apetina, Palumeu en Tepu. Tijdens die reis is één ding duidelijk geworden: de Wayana en Trio willen geen dam in de rivier en geen weg naar hun woonplaatsen. “Net als onze voorouders dreigen we verdrongen te worden. Dat willen we niet meer.”
Met bakken valt de regen uit de lucht. Het dekzeil staat bol van de wind. Lesley zit in elkaar gedoken bij de motor en koelaman Robin heeft zijn ogen tot spleetjes geknepen tegen het opspattende water en de striemende regenvlagen. Het is koud, heel koud. Nog geen uur geleden liep het zweet van ons lijf, toen we in de al felle ochtendzon de jerrycans benzine, de tonnen met eten en kleren, de hangmatten en klamboe’s, het visgerei en de geweren aan boord van de korjaal brachten. Nu zitten we met zijn allen rillend onder onze dunne regenponcho’s. Dat we de Teputop, een klein uur stroomopwaarts vanaf Apetina, al voorbij zijn gevaren, weten we alleen omdat de mobieltjes geen bereik meer hebben. Zien doen we niets. Zo kan een tocht over de Tapanahoni in augustus er dus uitzien.
Na weken van voorbereidingen, is de reis vandaag ‘echt’ begonnen. In tien dagen willen we de Tapanahoni stroomopwaarts volgen tot aan het Triodorp Tepu, vanwaar we weer terugvaren naar Apetina. Het doel: ons een beeld vormen van de gevolgen die de bouw van een dam en de aanleg van een stuwmeer in de Tapanahoni zullen hebben op de directe omgeving en op de drie Wayana- en Triodorpen Apetina, Palumeu en Tepu.
We willen vooral weten hoe de lokale bewoners erover denken en of ze betrokken worden bij de besluitvorming. Volgens internationale verdragen zou de Surinaamse regering de bevolking moeten informeren en raadplegen en zelfs hun instemming moeten vragen voor ingrijpende veranderingen in hun woongebied. Tot nu toe is dat nog niet gebeurd. Reden voor Aptuk Noewahé, de Wayana-granman van Apetina, om onze tocht toe te juichen en ermee akkoord te gaan dat we een boot en bemanning charteren. “Jullie moeten in de stad goed vertellen dat hier niemand een dam wil”, drukt hij ons op het hart.
“Granda Futu”, zegt tolk en kok Richard. En ja, boven de regen uit hoor ik het aanzwellende geluid van water dat met grote kracht voortraast. Het is de eerste sula, een relatief kleine. Maar evengoed moeten we de boot uitladen en alle bagage over de rotsen sjouwen. Met zijn zessen trekken de Wayanamannen vervolgens de korjaal door de stroomversnelling. Met verbijstering kijk ik toe hoe ze de boot in het kolkende water in bedwang houden en hem over en langs rotsblokken slepen. Tot aan hun middel staan ze in het water. Schijnbaar moeiteloos houden ze zich staande op de spekgladde, met groene algen bedekte stenen. Ik neem de ene na de andere foto, totdat ik in mijn onnozelheid een stap achteruit zet en op de gladde rots onderuit ga. Vandaag nog drie sula’s om te oefenen. In rap tempo dienen ze zich aan. Bij de derde sula van vandaag, Kentifo, is het godzijdank droog geworden. De sula brult als we de muur van rotsen en water naderen en lijkt te lachen om de pogingen de korjaal aan land te krijgen. Weer begint het ritueel: bagage uit de boot, motor eraf en sjouwen maar. Deze keer ook over boomwortels en langs struiken op een smal strookje oever. Op de rotsen zijn inkepingen in prachtige vormen te zien. Sierlijke, taps toelopende en grotere ronde. Volgens Richard slepen Indianen hier, zeker vijfhonderd jaar geleden, hun messen en schuurden ze er hun pannen. En trokken hun boten, net als nu. De stroming is zo sterk, dat Robin en Richard hun greep op de korjaal kwijtraken en meteen kopje ondergaan. Met het touw dat Lesley hen toewerpt, nemen ze hun plaats weer in. Zes mannen, die onder het roepen van ‘een, twee, drie, jaaaaa…’ de boot weer een klein stukje tegen de sula omhoog duwen.
Paradijs
Die avond slapen we in Ingipikin (‘klein indianenkind’), een kampje dat vaker gebruikt wordt door reizigers. En door de arbeiders, die vlakbij ruim twee jaar geleden een stuk van de steile oevers kaalkapten in opdracht van Staatsolie. “Hier moet een helikopter kunnen landen”, weet Ati. “De sula wordt glad gemaakt voor de bouw van de dam. Dan kun je dus niet meer verder varen”, besluit hij. De Wayana vinden het absoluut niets. Want hoe moeten ze dan hun familie in Palumeu bezoeken? Ook vrezen ze dat de vis uit de rivier verdwijnt als er door de werkzaamheden olie in het water terechtkomt. Het kampje bevindt zich even voor de Alamandidonsula, waar volgens de plannen van het Tapajai Project een dam moet komen. De kale plekken op de beide oevers zijn al weer aardig begroeid en het kampje is voor een groot deel overwoekerd. We gebruiken het overgebleven frame van palen om de hangmatten op te hangen en spannen een zeil als bescherming tegen de regen.
Isaac en Stanley hebben in iedere sula hun hengel uitgeworpen en Lesley zette er snel een visnet. De oogst suddert nu op het houtvuur: grote kumalu’s, platvissen met een zwart vel. Samen met in peperwater gedrenkte cassave is het een feestmaal. We zitten op onze tonnen rond het vuur, om ons heen het gesjirp van krekels, het gezoem van insecten en het geruis van de sula. In de verte dondert het en af en toe zet een bliksemflits ons kamp in een fel licht. Het Wayana van de mannen klinkt zacht en vriendelijk, geen scherpe klanken. De sula’s zijn bedwongen, de magen gevuld. Als besluit van de maaltijd laten we een fles Borgoe rondgaan. Dan nestelen we ons in de hangmatten, op een rijtje onder het zeil. De geluiden van de jungle vermengen zich met de muziek op de mobieltjes en het gepraat en gelach van de Wayana. “Als we op reis zijn, praten we voortdurend”, zegt Richard verontschuldigend. Ik denk vlak voor ik in slaap val, dat het paradijs er zo uit moet zien. Als ik later, tegen een uur of vijf in de ochtend, wakker word van de brulaap, weet ik het zeker. Zo’n prachtig, mysterieus geluid.
Gevangenen
Dat het paradijs serieus wordt bedreigd, dringt in Palumeu goed tot ons door. Op de derde dag na het vertrek uit Apetina, komen we aan in het dorp waar Wayana en Trio naast elkaar leven. Ondanks de aanwezigheid van een vliegveld en het toeristenresort van Mets, moet het dorp het zonder elektriciteit en telefoonverbinding stellen. Alleen via de radio is er contact met de buitenwereld. Er gaan geruchten dat er binnenkort een mast van Telesur komt. “Dan kan ik eindelijk met mijn kinderen in de stad bellen”, verzucht David Sapa. Net als de meeste inwoners, wil Sapa wel ontwikkeling. Maar dat betekent niet dat hij een dam in de rivier wil en een weg naar zijn dorp. “Door de dam in de Tapanahoni zal Palumeu onder water komen te staan. Waar moeten we dan heen?” “We willen niet meer terug in de tijd en het bos ingaan, zoals vroeger”, voegt zijn vrouw Asena Aika eraan toe. “Ik wil hier niet weg, ik heb hier mijn huis. Niemand wil dat. Ik word ziek van ongerustheid.”
Wat er precies te gebeuren staat, weet eigenlijk niemand. Er zijn mensen gekomen van Staatsolie gekomen die de dam gaan bouwen, en mensen van het Amazon Conservation Team (ACT) hebben een enquête gehouden over de aanleg van een weg, die gepaard gaat met de bouw van een dam. “Er komen zo veel organisaties hier, die allemaal mooie dingen zeggen. Nadelen hoor je nooit, ze verdraaien de zaken”, zegt Seymour, een inwoner van Palumeu. “Het bos is onze supermarkt. Hoe zouden mensen in de stad het vinden als wij hun fabrieken komen verwoesten? Probleem is ook dat de Surinaamse regering onze grondenrechten niet erkent. Wij weten heel goed wat onze grond is. Nu dreigen wij, net als onze voorouders, verdrongen te worden. Dat willen we niet meer.”
Ook kapitein Pecive spreekt zijn afkeer uit over een dam en een weg. “Die hebben we niet nodig. Toeristen komen hier vanwege de natuur, de rust, de apen, de rivier. De mensen langs de Boven-Suriname hebben hetzelfde gezegd. Naar hen wordt beter geluisterd dan naar ons.” Over de dam is hij kort: “Door de stijging van het water komt 26.000 hectare onder water te staan. Zo worden we gevangenen in ons eigen gebied. Wij zijn tegen de dam.”
Indianenvoedsel
Het traject naar Tepu is van een serene schoonheid. De Tapanahoni wordt bovenstrooms allengs smaller en daardoor intiemer. Sula’s zijn er nauwelijks tijdens de tocht van een kleine vijf uur. Kleine zwaluwen, gruta’s, scheren rakelings over het water en kleurige ara’s vliegen in paartjes over ons heen. We spotten zelfs een brulaap, die onverwacht klein van formaat blijkt te zijn en gezegend is met een roodbruine schutkleur. Hier en daar wordt het groen op de oevers doorbroken door felgekleurde bloemen en een enkele kankantrie, die trots zijn enorme bladerkroon naar de hemel steekt. Langzaam doezel ik weg, tot ik wakker schiet van de kreten van de bemanning. Lesley zet koers naar de oever, Robin heeft zijn geweer in de aanslag en Ati roept aanwijzingen. “Leguaan”, zegt Richard en Robin lost een trefzeker schot. Het beest is tussen de dichte begroeiing neergevallen. Ati en Robin verdwijnen in de bush, op zoek naar de leguaan. Onder de modder komen ze terug met hun buit. Het avondeten is veilig gesteld.
Na Palumeu voelen de Wayana en ook wij ons thuis in Tepu. “Hier is ook een mooie sula”, verduidelijkt Richard. Net als in Apetina zijn er rotspartijen, waarin zich natuurlijke poelen bevinden, sommigen met een jacuzzi-effect. Het is dé plek om te baden, de vaat en de kleren te wassen en te kletsen. Kinderen maken halsbrekende sprongen tussen de rotsen, mannen zijn met hun boten in de weer en vrouwen zitten in groepjes bij elkaar. Wij logeren in een hut op palen, midden in het dorp. Tepu heeft een generator en een mast van Telesur. Snel is iedereen sms-jes aan het versturen aan het thuisfront. Intussen is de leguaan in stukken gesneden en op het vuur geroosterd. Hij blijkt verrassend lekker te smaken, al doet het fraaie lila gemarmerde vel erg denken aan een tasje of schoenen. De Wayana glunderen: we eten ‘indianenvoedsel’. Zij op hun beurt doen zich tegoed aan ‘ons’ ontbijt van crackers met naar keuze pindakaas, jam of chocoladepasta.
Oorlog
Kapitein Mozes ontvangt ons de volgende ochtend in de tukuspan, de grote open hut waar krutu’s worden gehouden. Met nadruk vertelt hij dat niemand in het binnenland een dam in de Tapanahoni wil: “Ook onze families bij de Braziliaanse grens zeggen nee.” Het is niet de eerste keer dat er dergelijke plannen zijn. “Na Afobaka was er een plan voor een dam bij Kabalebo. Dat heeft granman Asongo tegengehouden. En nu is er het Tapajai Project.” Ook dat zullen ze aanvechten. “Als er een dam komt, wordt het hier oorlog. Dat heb ik tegen de directeur van Staatsolie gezegd, toen hij hier kwam.” Andere kapiteins en inwoners van Tepu vrezen eveneens de komst van een dam. “Er is hier maar weinig goede grond. Als dat onder water komt te staan, hebben we een probleem met onze kostgrondjes.” Op een weg zit ook niemand te wachten: “Naar Albina ga ik met de boot, aan de sula’s ben ik gewend”, zegt kapitein Mozes. “Bovendien hebben we hier een vliegveld, dat we zelf met onze houwers hebben aangelegd. Over een weg zullen dieven en rovers komen, die hout en diamant uit dit gebied weg halen. Daar verdienen buitenlandse bedrijven aan, niet wij. Waarom wil de regering het binnenland vernietigen?”
Teamwork
In twee lange dagen varen we stroomafwaarts terug naar Apetina. De sula’s zie je nauwelijks aankomen. Over een glad wateroppervlak zoeven we voort, tot we ineens aan de rand van een waterravijn belanden. Daaronder stort het water naar beneden, minstens zo onbegaanbaar als de muren waartegen we stroomopwaarts aankeken. Opnieuw blijkt de sula Kenebaku, vlak na het kamp bij Mabuka, een obstakel van formaat te zijn. De bagage moet over een grote afstand over een plateau van ongelijke rotsen worden gesjouwd. De Wayana springen lichtvoetig over de rotsen, in iedere hand een ton of jerrycan.
Het slepen van de boot is een bizar spektakel. Eerst moet hij het plateau op worden getrokken, dat doet de bodem van de korjaal geen goed. Robin legt bladen van een agaveplant op de rots. Voorzichtig trekken we de boot eroverheen. Het is teamwork, van het zwaarste soort. Decimeter voor decimeter vorderen we. Dan duikt de korjaal het bos in, om een stuk lager weer in de rivier te belanden. Met alle kracht houden de Wayana de boot in evenwicht. In het zonlicht ligt de sula er prachtig bij. Middenin groeien lilakleurige waterplanten, waar vissen, zoals de kumalu, zich te goed aan doen. Alsof we aarzelen om terug te keren, bereiden we een fantastische maaltijd bij een kampje vlak na de laatste sula voor Apetina. Een kookvuur is zo gemaakt en de vers gevangen anyumara gaat met een blik tomaten in de pan. In de felle zon baden we in de rivier en leggen onze kleren te drogen. Dan vertrekken we voor het laatste uurtje van de tocht. Aan het eind van de middag komen we aan in Apetina, waar we onze intrek nemen in de hut, die de granman ons ter beschikking stelt. Op de open veranda hangen we onze hangmatten op. Basja Marius komt langs en wil weten hoe de reis is verlopen en wat de mensen ons verteld hebben. Als we meedelen dat iedereen tegen de dam is, zegt hij: “Honderd procent niet.” Met die mededeling had hij ons uitgezwaaid, tien dagen geleden. De volgende dag spreken we met kapitein Japanalu Aines. “Staatsolie is hier geweest om te vertellen over het plan een dam te bouwen en een weg aan te leggen naar de stad. Naar onze mening is niet gevraagd. In de kerk hebben we gebeden om de dam tegen te houden.”
Levensbelang
In Apetina dreigen er geen overstromingen. Hier komt het water juist lager te staan. “Dat is lastig voor de boten”, zegt kapitein Aines. “Dan moeten we ze vaker trekken in plaats van door te varen. En laag water is warmer. Dan heb je kans dat de grote vissen, zoals kumalu en anyumara, verdwijnen. Ook loopt de oogst van onze kostgrondjes gevaar, omdat er te weinig water is. Dan hebben we niets meer te eten. Wij hebben hier geen blikken voedsel, we eten cassave en rijst en zoete papas.” In Apetina weten ze het zeker, net als in Palumeu en Tepu: geen dam en geen weg. Dat begrijpen we goed, na onze dagen in dit gebied. De Tapanahoni is van levensbelang voor de bewoners. De rivier zorgt voor eten en drinken, voor waswater en voor vervoer. Verstoring van dit precaire ecosysteem, betekent het einde van hun levenswijze. Zoals een bewoner van Palumeu zei: “We hebben geleerd van Afobaka. Daar kan niemand meer leven. Wij willen niet dat dit ons ook overkomt.” Het ‘honderd procent niet’ hebben we in alle bewoordingen gehoord. De regering hoeft niet op instemming te rekenen met haar plannen water uit de Tapanahoni door een dam om te leiden naar het Brokopondomeer.
De tocht over de Tapanahoni vond plaats in de eerste twee weken van augustus 2012. Onderzoeker Pitou van Dijck, journalist Maja Haanskorf en cameraman Milton Kam (foto links) reisden samen met een bemanning van zes Wayanamannen uit Apetina. Deze reportage is een voorpoefje van een boek dat in 2013 uitkomt bij de Surinaamse uitgeverij Caribbean Media Group. Daarin kunt u meer lezen over de gevolgen van het Tapajai Project voor het gebied langs de Tapanahonirivier tussen Tepu en Apetina in het zuiden van Suriname. De Wayana en Trio vertellen over hun wensen en angsten en geven hun visie op een toekomstige ontwikkeling van hun woongebied. Het boek zal ook een grote hoeveelheid foto’s, kaarten en tekeningen van Wayanakinderen bevatten. Daarnaast komt een korte film uit, waarin Wayana en Trio aan het woord komen.