Fa waka?
Hoe gaat ‘t? Alvast is dat vraagteken in ‘fa waka?’ in feite onjuist, want de uitspraak is niet zoals in ‘Hoe heet je?’. Hierbij begin je hoog, dan een trapje lager en bij ‘je’ ga je nog wat omlaag en dan met een swing weer omhoog. Dit laatste gebeurt niet bij de laatste lettergreep van ‘waka’, die gaat gewoon een half trapje lager.
Verder is het opvallend dat ‘fa’ alleen in deze groet gevolgd wordt door een werkwoord of zelfstandig naamwoord. Je zegt niet: ‘fa sribi, fa nyan of fa wasi?’ Dat komt waarschijnlijk omdat ‘fa waka’ de inkorting is van ‘fa fu a waka’ (letterlijk: ‘Hoe staat het met het lopen’ of beter: ‘Loopt het?’) zoals je wel kan zeggen: ‘fa fu a nyan’, ingekort tot ‘fa’f a nyan?’
Toen we als jongelingen via onze vriend Raoul ‘boorden’ op een familiefeest en hij ons flink ‘regelde’ met drank, vroeg Bertje, een wandelende lintworm, al gauw: ‘Raoul, fa’f a nyan?’ oftewel: ‘Hoe staat het met het eten?’
Dat vraag je ook als je informeert naar de gesteldheid van iemand, bijvoorbeeld: ‘Fa’f sopiman Bert?’ Het antwoord kan dan zijn ‘A man de bun’ (hij maakt het goed), waarbij ‘de’ wordt uitgesproken met de ‘i’ van hip, of ‘a man siki’ (hij is ziek) of misschien ‘a man skrèp’, oftewel ‘hij is overleden’. Je kan een vriend ook korter groeten: ‘Fa’f y’ (uitspraak: faffie; de inkorting van: ‘Fa fu yu?’) of bij meerderen: ‘Fa un de’ (hoe gaat het met jullie?) of zelfs heel kort: ‘Fa!’ maar dan wel als een uitroep.
Waka betekent in ‘Fa waka’ dus niet letterlijk lopen. Deze groet gebruik je eerder tegen je vrienden of soortgelijken, niet tegen je vader, moeder of tegen jongedames. Ik hoor je al tegen je moeder zeggen: ’Ma, fa waka?’ Wel heb ik bovenbouwleerlingen tegen jonge leerkrachten horen zeggen ‘Mèt (afkorting voor ‘maître’=meester), fa waka nanga yu?’ (wel met de toevoeging ‘nanga yu’ = met u of jou).
Dan ‘waka’ (lopen). Als iemand vertrekt, kan je hem/ haar als goede wens meegeven: ‘Waka bun’ (= loop goed). Waka komt ook voor in ‘waka doro!’ (= loop door!) , of in de samenstelling ‘wakatiki’, letterlijk loopstok (wandelstok) of in‘waka tyopu (loop en pik, zoals een kip). Het is minder gunstig als men zegt: “Zij is een echte waka tyopu.”
Bekend is ‘wakaman’, letterlijk: ‘loopman’ en figuurlijk iemand die er veelal te voet op uittrekt, een street walker, een vlotte boy.
Aan het eind van de jaren zestig was de ‘wakamantaal’ in zwang; vooral jongeren gebruikten deze als codetaal. Hierbij werden woorden en lettergrepen waar mogelijk omgedraaid. Fiets werd ‘stief’, moni (geld) werd nomi, luku (kijken) werd kulu; meisje, meid werd deim, koni (pienter) werd noki en faya (vuur) werd java. Vertaal maar zelf wat ‘kulu wan noki deim’ betekent. Als hij iets niet wist, zei de wakaman (a kawanam): on basi (no sabi). Om te verdoezelen wie je bedoelde, werden ook namen omgedraaid: Wong A Foe werd Afoe wong en Parabirsing werd Rappasierbing.