Faya Lobi
35 jaar onafhankelijkheid
Mijn man zou in 1991 vertrekken uit Nederland om in Suriname te gaan werken bij het ministerie van Arbeid en Organisatie. Het was zestien jaar na de onafhankelijkheid, Desi Bouterse had al plaatsgemaakt voor Venetiaan. De kinderen en ik zouden later overkomen, want mijn man moest eerst maar eens kijken of ik daar met die vrijpostige mond van mij wel veilig zou zijn. Ik kon gerust zijn en hij kwam mij met de twee kinderen ophalen. Ik had me het leven in Suriname voorgesteld in een huis met veranda’s, een stukje land eromheen en een paard om mee door de bossen te rijden. Echter, door de bossen liepen geen paden, het landgoed was een ommuurd perceel en het paard werd een hondje.
Mijn man kwam op een kantoor met veel dames te werken. Ze gaven hem lekkers, vertelden hem over kapsels, huwelijken en begrafenissen. Eén van hen had een oogje op hem, ze mocht zijn fiets lenen maar werd woedend toen het daarbij bleef. Hij had toch verteld dat hij een vrouw had? Later pas begreep hij dat er buitenvrouwen bestaan. Ook vonden ze dat hij het kantoorwerk niet echt begreep. Ze klaagden steen en been als er meer dan drie A4-tjes op een dag uitgetypt moesten worden. Toen hij een beleidsvoorstel schreef om het aantal van 120 tuinmannen bij een ministerie wat terug te brengen, werd hij binnen de kortste tijd vriendelijk verzocht thuis te blijven, met behoud van salaris.
Hij is vervolgens docent op de universiteit geworden. Ik zorgde voor de kinderen. We wandelden naar de school, de winkel. En al was ik toen al eind dertig, aan herenaandacht geen gebrek tijdens die wandelingetjes. Een keer telde ik het voor de gein: in dertig minuten twintig keer getoeter, ge-pspssst en gefluit. Soms leek het zowaar of je in een vogeltjesbos liep. Inmiddels ben ik ouder geworden en is de mannenaandacht gereduceerd tot een prettig sporadisch gebeuren.
Sowieso is ook het contact met de Surinamer prettiger geworden. Toen ik pas in Suriname was, spraken de mensen soms zo onderdanig tegen me, dat het land niet onafhankelijk had moeten worden en dat de Nederlanders de baas hadden moeten blijven. Het is prettig om te zien dat de meeste Surinamers nu hebben geaccepteerd dat het normaal is dat een volk zichzelf regeert. Al is de onafhankelijkheid niet vlekkeloos verlopen, we moeten aan de slag om het beter te krijgen: ‘geloof in eigen kunnen’. In de loop van die 35 jaren was het niet altijd even makkelijk je stem te laten horen; iets dat hoort bij emancipatie, vrij zijn. Maar het lijkt alsof er op dit punt een beetje verandering komt. Het geeft hoop dat de Surinamers niet meer massaal de ogen sluiten wanneer iemand zijn nek uitsteekt; dat er meer mensen zijn die in plaats van te zwijgen, opstaan en hun stem laten horen. Hoewel… dokter Nannan Panday moest wel vertrekken.