FayaLobi
Orthopedie
Omdat ik last heb van een pijnlijke enkel, besluit ik een bezoek te brengen aan de afdeling orthopedie van het Academisch Ziekenhuis. Het is nog niet druk die middag. Eerst aanmelden. ‘Maximaal 2 personen bij de balie, a.u.b.’ lees ik. Er staan al twee mensen, maar ik sluit toch aan.
Na tien minuten wachten ben ik aan de beurt. De zuster heeft mijn ziekenfondskaart nodig en voegt mijn naam toe aan een lijst in haar grote boek. Er zijn wachtenden voor mij. Ik ontvang een handkaart met mijn gegevens en mag plaats nemen in de algemene wachtkamer. Men werkt niet met afspraken, maar volgens een systeem dat bekend staat onder de naam ‘Wie het eerst komt, die het eerst maalt’.
Tegen zes uur schuift de zuster haar raampje opzij. Ze roept de namen van enkele patiënten; zij mogen naar binnen in de wachtkamer van de afdeling orthopedie. Een kwartiertje later behoor ik tot de uitverkorenen. Dokter werkt snel!
In de wachtkamer orthopedie moeten we plaats nemen op één van de stoelen die langs de muur staan, in de volgorde waarin we ons hebben aangemeld. Telkens wanneer de patiënt die het dichtst bij de behandelkamer zit, opstaat om bij de specialist naar binnen te gaan, worden alle overige patiënten verondersteld een stoel op te schuiven.
Een soort stoelendans, zonder muziek, een uitgekiende procedure voor patiënten met iets aan een enkel, een been, een heup, teen, knie of schouder, kortom mensen die je nogal eens tegenkomt op een afdeling orthopedie.
Naast mij zit een mevrouw die heel veel wil praten, ze schuift lekker dicht tegen me aan, ik bof maar weer eens. Haar hele leven passeert de revue.
Ze zit in een opvanghuis en slikt pilletjes omdat ze depressief is. De nieuwe pilletjes werken op haar blaas, ze moet vaak naar het toilet.
Als we aanstalten maken om een stoel verder te wippen, zie ik dat haar stoel een beetje vochtig is. Oei. Ik besluit niet door te schuiven, een gewaagd eigen initiatief, dat door de verpleegkundige niet op prijs wordt gesteld. Ze gebaart me dat ik door moet schuiven. Ik wijs naar mijn been en trek een pijnlijk gezicht. Dan knikt ze genadig: ik mag blijven zitten tot ik aan de beurt ben.