Fayalobi: Ferbêrde siki-syndroom
De laatste jaren valt mij bij sommige landgenoten die bij (semi)overheidsinstellingen werken op, dat ze geen juist beeld hebben van hun positie. Zij gedragen zich vaak zonder enige legale reden als een echte boss. Ze lijken niet te beseffen dat ze op die plek zijn om de gemeenschap dienstbaar te zijn, dat klantvriendelijkheid geen gunst is en dat cliënten geen bedelaars zijn die om een aalmoes komen. “Ferbêrde siki no abi dresi.”
Tekst Christa Sluisdom
Bijvoorbeeld van die lokettisten – dertien in een dozijn – die net wanneer je aan de beurt bent van hun plaats opstaan, zonder zich ook maar te verontschuldigen, of een bordje ‘Gesloten’ op te hangen. Andere functionarissen vergalopperen zich ook verbaal, zoals ik mocht ervaren bij de portier van een bedrijf waar ik iets moest regelen. Ik vraag naar de helpdesk. Hij wijst naar een gewoon loket en ik zeg: ‘O, vroeger was het in een kamertje daarachter’. Hij: ‘Mevrouw, u moet luisteren, het is daar bij dat loket’. In verlegenheid gebracht, antwoord ik niets meer, want zelfs ongemanierdheid is menselijk.
Maar wanneer hij luid op vrijpostige toon tegen niemand in het bijzonder zegt: ‘Aay boi, die vrouwen van tegenwoordig’, vraag ik hem, elk woord benadrukkend: ‘Meneer, heeft u nooit geleerd dat de klant koning is?’. Ik moet het hem nageven dat hij zeer beschaamd keek. En dan het geval met die buschauffeur, gewoon echt brutaal. Ik stapte een middag vlakbij het centrum in een staatsbus, omdat de ‘gewone wilde bus’ nog maar niet langskwam. Ik kreeg geen buskaartje, wat al bedenkelijk was. Bij het uitstappen betaalde ik de chauffeur SRD 1, iets meer dan de normale prijs van een stadsrit. Zegt meneer: ‘Het kost SRD 2,50’. ‘Even naar kleingeld zoeken’, antwoord ik, bedrieglijk meegaand.
De chauffeur vouwt demonstratief zijn armen over elkaar en zegt: ‘Zoekt u maar rustig’, alsof ik fout ben en hij in zijn recht staat. Wanneer ik de muntjes heb gevonden, leg ik die in zijn hand en zeg: ‘U had genoegen kunnen nemen met die ene SRD’. ‘Die in je zak gaat’, denk ik erachteraan. Als om zich schoon te praten zegt hij: ‘Maar een kaartje kost SRD 15, deze bus komt van…’, en hij noemt een verre plaats. ‘Maar je hebt me geen kaartje gegeven’, voeg ik hem nadrukkelijk toe, terwijl ik uitstap.
Stinkende verbeelding is een syndroom geworden in ons land. Mijn oma zou hebben gezegd: ferbêrde siki no abi dresi. Oftewel: voor ingebeelde ziekten is er geen medicijn.
Dit artikel lees je in de novembereditie van Parbode.